In het eerste leerboekje behandelde Mohammad een rekenmethode die omstreeks 500 na Christus in India uitgevonden was: het rekenen met positieve gehele getallen in het tientallig positiestelsel met de cijfers 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 0.
De wiskunde, zoals ontstaan uit de rekenkunde, is reeds bekend in de vroegste culturen. Zo is uit Egypte de Rhind-papyrus bekend. De Babyloniërs ontwikkelden een geavanceerd getallensysteem gebaseerd op het getal 60.
De echte Griekse wiskunde begon rond 550 v. Chr., toen Thales van Milete en Pythagoras kennis van Babylonische en Egyptische wiskunde naar Griekenland brachten. Thales gebruikte meetkunde om praktische problemen op te lossen, zoals het berekenen van de hoogte van een piramide en de afstand van schepen tot de kust.
De naam algebra is bedacht door een beroemde wiskundige die leefde in het jaar 800. Hij was een Arabier en schreef een boek met de titel Hisab al-djabr wa al-muqabala. De titel van het boek betekent zoiets als: het verbinden van getallen en letters. Van het woord al-djabr komt ons woord: algebra.
Wiskunde bestaat lang niet alleen uit getallen. Ook grafieken, tabellen, modellen en figuren horen bij wiskunde. Aangezien wiskunde zo'n groot geheel is, wordt het onderverdeeld in verschillende delen. Voorbeelden hiervan zijn rekenen, statistiek, meetkunde en algebra.
Iedereen kan wiskunde leren! Methodiek is ook enorm belangrijk en iets dat we allemaal kunnen verbeteren om zo onze relatie met wiskunde een beetje meer liefdevol te maken. De lesmethode is de manier van lesgeven, die moet aansluiten op de leerstijl van een leerling, wat de manier is waarop iemand iets leert.
Wiskunde C is de makkelijkste wiskunde van de vier. Het moeilijkst is D, daarna B, daarna A en als makkelijkst C. Wiskunde C kan je kiezen als je wel graag wiskunde wilt hebben, maar als je er veel moeite mee hebt. Je hebt dan wel het gevoel dat je wiskunde hebt maar je hoeft jezelf er niet heel erg voor uit te sloven.
In formules kunnen naast getallen ook letters voorkomen. De getallen blijven hetzelfde, maar de letters kunnen verschillende waarden aannemen. De meeste formules werken met x en y, maar het kan ook voorkomen dat er andere letters in voorkomen.
Wiskunde A: "Veel statistiek"
Algebra en berekeningen horen er ook bij, maar een stuk eenvoudiger dan wiskunde B en meer in verhaalvorm. Ook mag je vaker je trouwe hulp, de grafische rekenmachine, erbij pakken. Er komen meer verhaaltjessommen terug bij wiskunde A en zijn de opgaven meer in context geplaatst.
Wiskunde A op havo-niveau richt zich vooral op statistiek en toegepaste analyse. Kansberekening komt daar bij wiskunde A op vwo-niveau nog bij. In een groot aantal gevallen mag je gebruik maken van je grafische rekenmachine. Bij wiskunde B op havo-niveau en op vwo-niveau komen meer theoretische vraagstukken aan bod.
Tellen werd in vroegste geschiedenis vooral gebruikt om economische gegevens vast te leggen, zoals schulden (op een kerfstok) of kapitaal. Er is eeuwenlang geturfd. Dat turven bestond in het kerven van streepjes in, bijvoorbeeld, een bot of (kerf)stok.
Deze theorie definieert de natuurlijke getallen met onder meer de volgende vijf axioma's: Nul is een getal. Elk getal heeft een opvolger en die opvolger is ook een getal. Nul is niet de opvolger van enig getal.
Methode van Archimedes
De omtrek van de cirkel ligt tussen de omtrek van de kleine en de grote zeshoek in. Als we een cirkel gebruiken diameter 1, de formule is dan omtrek is 1 keer pi, dan ligt dus pi tussen de omtrek van de kleine en de grote zeshoek in.
De nul is zowel een cijfer als een getal. De nul als getal ontstaat zo'n 1800 jaar geleden in India. De Indiase wiskundige Brahmagupta schrijft er voor het eerst over in 628 na Christus. In Europa is het de Italiaanse koopman Fibonacci die de Arabische cijfers, inclusief de nul, introduceert.
In het vwo doe je examen in één van de drie 'soorten' wiskunde: A, B of C. Wiskunde B is de wiskunde die hoort bij de NT en NG profielen. Dit vak is verplicht in het NT profiel, in het NG profiel mag het vervangen worden door wiskunde A en in het EM profiel kan het gekozen worden in plaats van wiskunde A.
De Romeinen hebben hun getallenstelsel rond 500 v. Chr. ontwikkeld op basis van getallenstelsels uit de omliggende volken, zoals de Grieken en de Etrusken. De Romeinse cijfers lijken wel heel erg op westerse letters, maar zijn hier niet van afgeleid.
Wiskunde D is bedoeld als aanvulling en verdieping op wiskunde B. Je krijgt bijvoorbeeld te maken met kansrekening en statistiek, een onderdeel dat niet in wiskunde B zit, maar dat bij veel universitaire studies wel belangrijk is. Een voorbeeld van verdieping is bewijzen.
Wiskunde C komt vooral van pas bij vervolgopleidingen in de sector Gedrag & Maatschappij. Wiskunde D geeft een verbreding van wiskunde A (statistiek) en verdieping van wiskunde B. Verder zit er ruimtemeetkunde in en een aantal keuze onderwerpen. Wiskunde D kan alleen in combinatie met wiskunde B gevolgd worden.
Wiskunde C is een examenvak in de bovenbouw van het vwo vanaf klas 5. Wiskunde C is dé wiskunde die aansluit bij het profiel Cultuur en Maatschappij. De wiskunde krijgt een plek in de wereld om ons heen. Het rekenen met letters en formules wordt toegepast in concrete contexten, in voorstelbare situaties.
De betekenis van nummer 2 is geladen met diplomatie, harmonie, intuïtie, service, ontvankelijkheid en liefde. Dit aantal houdt verband met relaties, geloof en vertrouwen en wordt vaak beschouwd als een antwoord op gebeden.
Het symbool ∈ is te zien als een gestyleerde letter 'e', wat de eerste letter is van 'element'. Als a ∈A , dan zeggen we ook wel dat 'a tot A behoort'.
Een reëel getal wordt gedefinieerd als equivalentieklasse van geschakelde intervallen van rationale getallen.
Antwoord. De leerling mag niet in beide vakken examen afleggen. Volgens het Inrichtingsbesluit (artikel 26b) mag het examenpakket van de leerling niet meer dan één vak uit het rijtje wiskunde A, B en C hebben (wiskunde D heeft een andere positie).
Onder vwo-leerlingen ligt het aantal spijtoptanten het hoogst onder leerlingen met economie 1. Van hen zegt 15% spijt te hebben van de keuze van dat vak. Net als op de havo heeft 15% van de vwo-leerlingen spijt van de keuze van scheikunde.