Door bezuinigingen dreigt in steeds meer gemeenten het doek te vallen voor het schoolzwemmen. De verantwoordelijkheid voor de zwemles komt zo op het bordje van de ouders te liggen. Zo besloot de gemeenteraad van Zaanstad vanaf januari 2012 de subsidieregeling te schrappen waarvan 55 scholen gebruikmaken.
Schoolzwemmen wordt verplicht
Het schoolzwemmen werd officieel ingevoerd tussen het einde van de jaren '60 en begin jaren '70. Het zwemonderwijs was er op gericht alle kinderen aan een zwemdiploma te helpen en werd gefinancierd met gemeentelijke subsidies. De meeste klassen kregen 1 uur per week zwemles.
Niet alle basisscholen bieden schoolzwemmen aan. Gemeente en school beslissen hier gezamenlijk over. Is het schoolzwemmen verplicht, dan is de school verantwoordelijk voor de kosten. De school mag u wel om een vrijwillige bijdrage vragen.
Let op: In tegenstelling tot wat veel mensen denken is een zwemdiploma niet verplicht. Uiteraard is het belangrijk dat zowel kinderen als volwassenen in ons waterrijke land zeer zwemveilig zijn. En dit is mogelijk door een zwemdiploma te gaan halen.
Je kind kan het beste beginnen met zwemles wanneer hij tussen de 4,5 en 6 jaar oud is. Dit is het advies van de Nationale Raad Zwemveiligheid. Deze stichting heeft als doel dat iedereen in Nederland goed leert zwemmen.
Vier jaar is een goede tijd om te beginnen
Veel scholen die leren zwemmen bieden lessen aan voor kinderen vanaf zes maanden, en ouders voelen zich vaak onder druk gezet om kinderen zo vroeg mogelijk te laten beginnen. Deze lessen kunnen een kind helpen wennen aan water, leren om hun gezicht onder water te houden en leren om hun mond te sluiten.
Een zwembadfonds moet zwembaden met financiële problemen ondersteunen. Schoolzwemmen was tot 1985 verplicht. Sindsdien gaan scholen en gemeenten zelf over de organisatie en financiering, wat in veel gevallen heeft geleid tot de afschaffing ervan. Dat ging ook ten koste van de publieke zwembaden.
Het schoolzwemmen werd in 1985 afgeschaft. Sindsdien mogen scholen zelf bepalen of ze het aanbieden. Dat aantal is flink afgenomen: bood in 1990 90 procent van alle scholen nog schoolzwemmen aan, in 2021 deed nog 26 procent dat. De laatste jaren stijgt het aantal kinderen dat geen zwemdiploma heeft snel.
Zwemdiploma A is de opstap naar Zwemdiploma B en het complete Zwem-ABC.
Vaker zwemdiploma bij hoger gezinsinkomen
In de hoogste inkomensgroep is dit maar 2 procent. De helft van de kinderen uit de hoogste inkomensgroep heeft een A-, B- én C-diploma. In de laagste inkomensgroep is dat maar 24 procent.
Als een leerling in het secundair onderwijs een richting en/of leerjaar volgt waarin zwemmen behoort tot het leerplan lichamelijke opvoeding, dan is deelname aan de zwemlessen verplicht. Een leerling kan wel gewettigd afwezig zijn voor de zwemles, bijvoorbeeld als hij of zij een medisch attest heeft.
Als onderdeel van de MOE PE Syllabus is het SwimSafer-programma verplicht voor alle leerlingen van Primary 4. Dit is een nationaal waterveiligheidsprogramma dat is ontworpen om een kind de nodige vaardigheden bij te brengen om aan het einde van de cursus te leren zwemmen.
Het brugklaskamp is een verplicht onderdeel van het lesprogramma en populair onder de brugklasleerlingen.
Men ging toen naar een systeem van drie echte diploma's, een A-, een B- en een C-diploma. De naam voor het Nationale Zwemdiploma werd Zwem-ABC. Ook bij dit systeem bleef gelden dat men pas bij het behalen van het derde diploma, het C-diploma, aan de volledige eisen van het Nationale Zwemdiploma voldeed.
De school, de groepsleerkrachten, de zwembadexploitant en de zweminstructeurs hebben een gedeelde verantwoordelijkheid voor het toezicht tijdens schoolzwemmen.
' Bijna alle Nederlandse gemeenten (96 procent) hebben een stimuleringsregeling voor zwemvaardigheid, twee derde biedt een gemeentelijke regeling aan zoals schoolzwemmen. Inkomen en leeftijd zijn factoren of iemand recht heeft op een subsidie voor het verbeteren van de zwemvaardigheid.
Alleen diploma A is volgens experts tegenwoordig niet voldoende voor kinderen om zich te kunnen redden in moderne zwembaden. Je moet het A-diploma zien als de eerste stap naar het volledige ABC-diploma. Bij A is de basis gelegd van alle zwemslagen, maar deze moeten nog verder geconditioneerd worden.
Diploma C maakt het Zwem-ABC Compleet: kinderen worden voorbereid op uitdagendere omstandigheden, zoals zwembaden met attracties en open water. Dit geeft niet alleen een boost qua vaardigheden, maar ook een flinke dosis zelfvertrouwen!
De Nationale Raad Zwemveiligheid adviseert het complete Zwem-ABC te behalen. Alleen met het Zwemdiploma C op zak beheers je voldoende vaardigheden om in een zwembad met attracties en in open water plezier te hebben en jezelf te kunnen redden in onverwachte situaties. Dan voldoe je aan de Nationale Norm Zwemveiligheid.
In de jaren '90 werd het schoolzwemmen niet meer verplicht gesteld. Veel gemeentes en scholen haakten door geldgebrek af. Het aantal kinderen dat daardoor niet kan zwemmen neemt weer toe, waardoor het aantal verdrinkingsgevallen onder kinderen is toegenomen.
Zwemveiligheid. Kinderen zonder zwemdiploma hebben alleen toegang tot de ondiepe baden. Zij moeten begeleid worden door een persoon (in badkleding) van 18 jaar of ouder die goed kan zwemmen. 1 begeleider van 18 jaar of ouder mag maximaal 2 ongeoefende zwemmers begeleiden.
Zwemmen is aan te raden voor kinderen vanaf 4 jaar. Pas dan kan een kind de zwemtechniek goed aanleren en zich juist in het water bewegen.
Waarom een losse zwemshort vaak verboden is
Deze maatregel zou de hygiëne in zwembaden ten goede komen. Een zwemshort kan namelijk ook gedragen worden als dagelijks kledingstuk, waardoor bacteriën via die weg in het zwembad terechtkomen, luidt de verklaring.
De schoolzwemles start meestal pas als de kinderen ongeveer zeven jaar oud zijn.
In 2020 heeft 9 procent van de 6-16-jarigen geen zwemdiploma. 32 procent heeft het volledige zwem-ABC en voldoet aan de Nationale Norm Zwemveiligheid. Tussen 2018 en 2020 is het aandeel kinderen zonder diploma toegenomen (van 6% naar 9%) en het aandeel kinderen dat zwemveilig is afgenomen (van 36% naar 32%).