Synoniemen zijn woorden die dezelfde of een ongeveer gelijke betekenis hebben, bijvoorbeeld bevolking en populatie, huis en woning, weer en opnieuw. Synoniemen zijn nuttig omdat ze voor afwisseling en stilistische verfraaiing van een tekst zorgen, maar ze kunnen ook tot verwarring en stijlbreuken leiden.
Twee woorden worden synoniemen genoemd als ze (ongeveer) dezelfde betekenis hebben. Voorbeelden: godsdienst – religie, ogenblik – moment, gebeuren – geschieden.
Een synoniem is een woord dat dezelfde betekenis heeft als een ander woord (of bijna dezelfde betekenis) . Bijvoorbeeld, mooi en aantrekkelijk zijn synoniemen van elkaar omdat ze beide verwijzen naar iemand of iets dat er goed uitziet.
bloed, moppen, poen, middelen, kapitaal, contanten, vermogen, cash, schijven, noppen, ping, specie, pecunia, slappe was, centen, pegulanten, duimkruid, duiten, pingping, molm, thesaurie. geld (zn) : munt, muntgeld, wisselgeld, betaalmiddel, bankbiljet, kleingeld, ruilmiddel.
Met 24/7 (uitgesproken als vierentwintig zeven, in België wel als 24 op 7, Engels: twenty four seven) wordt bedoeld dat iets 24 uur per dag en 7 dagen per week, dus doorlopend, gaande is. In het bijzonder geldt dit voor diensten die continu ter beschikking staan en daarom ook wel volcontinudienst worden genoemd.
prettig (bn) : lekker, leuk, opgewekt, lollig, knus, gemakkelijk, aangenaam, sympathiek, aardig, vriendelijk, fijn, heerlijk, gezellig, comfortabel, behaaglijk, vermakelijk, plezierig, amusant, jofel, genoeglijk, plezant.
yoghurt (zn): joghurt.
(sliep, geslapen), in slaap zijn. als trefwoord met bijbehorende synoniemen: slapen (ww) : snurken, rusten, overnachten, pitten, sluimeren, in slaap zijn, dutten, piepen, maffen, dommelen, doezelen, stilliggen, soezen, tukken, meuren, kofferen, platliggen, luimen, keveren.
kampioen (zn) : titelhouder, winnaar.
Synoniemen zijn woorden die dezelfde of een ongeveer gelijke betekenis hebben, bijvoorbeeld bevolking en populatie, huis en woning, weer en opnieuw. Synoniemen zijn nuttig omdat ze voor afwisseling en stilistische verfraaiing van een tekst zorgen, maar ze kunnen ook tot verwarring en stijlbreuken leiden.
vloeiend, eenvoudig, glad, licht, soepel, moeiteloos, vlot, probleemloos, makkelijk, geriefelijk, ongecompliceerd. burgerlijk (bn) : eenvoudig, behoudend, onopvallend, bekrompen, stijf, degelijk, kleinburgerlijk, benepen, bourgeois.
Zo zijn bijvoorbeeld hard en zacht antoniemen, omdat ze het tegenovergestelde van elkaar betekenen. Een antoniem is het tegenovergestelde. Een antoniem vind je dus door het tegenovergestelde van een gegeven woord te noemen. Bijvoorbeeld jong en oud, dik en dun, hoog en laag, zwart en wit.
school (zn) : college, opleiding, schoolgebouw, onderwijsinstituut.
Als je een woord in een zin kan veranderen zonder dat de betekenis hiervan verandert, is het een synoniem. Als je bijvoorbeeld kijkt naar de volgende twee zinnen zie je dat er twee verschillende woorden worden gebruikt, maar de betekenis van de zin is nog steeds hetzelfde: 'Mijn telefoon is kapot.
Een voorbeeld is een exemplaar van een type object of een verbeelding van een concept, dat voor de verzameling objecten of het concept zelf in de plaats treedt om een abstract idee toe te lichten met een concrete voorstelling. Een tegenvoorbeeld illustreert de ontkenning van het idee.
als trefwoord met bijbehorende synoniemen: ochtend (zn) : morgen, voormiddag, voornoen.
schemer (zn) : avond, schemering, schemerdonker, halfduister, halfdonker. avondstond (zn) : avond, avonduur.
sorteren, inrichten, schikken, plannen, regelen, rangschikken, coördineren, op orde brengen, scharen, opstellen, opruimen, structureren, arrangeren, rangeren, ordonneren. ontwikkelen (ww) : ontwerpen, uitstippelen, uitwerken, vormen, maken, plannen, projecteren.
geld (zn) : bloed, moppen, poen, middelen, kapitaal, contanten, vermogen, cash, schijven, noppen, ping, specie, pecunia, slappe was, centen, pegulanten, duimkruid, duiten, pingping, molm, thesaurie.
ontbijt: o. (-en), morgenmaal.
In hedendaags Nederlands kun je met bijwoorden als waarmee, waaraan, waarover enz. ook prima naar mensen verwijzen. Het is misschien wat informeler, maar van het alternatief (met wie, aan wie, over wie) kun je net zo goed zeggen dat dat wat aan de formeel-stijve kant is.
lachen (ww) : gieren, brullen, glimlachen, proesten, giechelen, grinniken, schateren, ginnegappen, bulken, schaterlachen. lachen (ww) : schik hebben, lol hebben.
plezier, vreugde, pret, vrolijkheid, genot, aardigheid, genoegen, liefhebberij, verrukking, welbehagen, behagen, schik, lol, opgewektheid, leut, jolijt.
prachtig (bn) : schoon, fraai, eindeloos, mooi, fantastisch, kostelijk, oogverblindend, groots, geweldig, heerlijk, voortreffelijk, verrukkelijk, schitterend, subliem, magnifiek, moorddadig, luisterrijk, wondermooi, splendide, superbe.