Vogeltrek. De ijsvogel trekt niet weg. Bij koude winters gaat hij op zoek naar voedsel en verlaat zijn territorium. In augustus en september is er verplaatsing van jonge vogels en komen ze ook op plekken waar ze niet broeden (zoals de Waddeneilanden).
Zo zijn er meer soorten die 's winters blijven hangen: tjiftjaf, zwartkop, grote stern, bontbekplevier, lepelaar en kleine zilverreiger. Incidenteel kun je op een winterwandeling zelfs een regenwulp of gele kwikstaart tegenkomen.
Zie je een vogel wel eens ter plaatse hangen in de lucht? Dan mag je bijna zeker zijn dat dit een torenvalk is. Tijdens dit “bidden”, zijn ze op zoek naar een rondlopend muisje. Alle roofvogels hebben dan ook een héél goed zicht.
Soort trekvogels
In Nederland kan je bijvoorbeeld denken aan kievieten, vinken, spreeuwen, ganzen, buizerds zwaulwen, nachtegalen en nog veel meer vogelsoorten.
Ook roofvogels en ooievaars worden uit de lucht geknald. De trekvogels die dit overleefd hebben, moeten de Middellandse Zee oversteken. Daarna volgt een lange tocht over de bloedhete en droge Sahara. Hier is niks voor ze te vinden dus vliegen de meeste in één keer door.
Ja, het klopt inderdaad dat gierzwaluwen altijd vliegen. Alleen tijdens het broedseizoen zijn gierzwaluwen 'aan land', als ze hun nest uitbroeden en hun kuikens voeren. Maar buiten dat vliegen ze: 24 uur per dag, ruim 265 dagen per jaar. Ook slapen doen ze in de lucht.
Belangrijk voor trekvogels zoals de koperwiek en de kramsvogel, een andere lijsterachtige die hier 's winters veelvuldig neerstrijkt. Wie koperwieken en kramvogels wil spotten, heeft een goede kans in de duinen. Maar de koperwiek kun je ook gewoon in je tuin of in het park tegenkomen.
Vogeltrek. Huiszwaluwen trekken in grote groepen tussen eind juli en oktober weg in zuidelijke tot zuidoostelijke richting, via Frankrijk en Italië naar tropisch Afrika. Tussen half april en juni keren zij terug, met een piek in mei.
Maart is een maand waarin bosvogels weer van zich laten horen. Spechten en andere bosbewoners zijn vaak standvogels, die dus al vroeg in het jaar kunnen beginnen met broeden. De komende weken zullen de bossen gevuld zijn met de zang van vink, zanglijster en waarschijnlijke al wel een eerste tjiftjaf.
Op het hoogtepunt in de winter verblijven in Nederland tussen de 1,8 en 2 miljoen ganzen. Het overgrote deel broedt veel noordelijker op de toendra's van Nova Zembla, Spitsbergen, Scandinavië, en Siberië. Ze brengen de winter in Nederland door omdat het hier warmer is en er voldoende voedsel is.
De meeste roofvogelsoorten zijn geen probleem, de algemene torenvalk en buizerd vangen geen duiven. Bij sperwers vangt het mannetje, dat een stuk kleiner is dan het vrouwtje, vooral zangvogels als mussen en merels. Vrouwtjes kunnen zeker een duif aan.
Vroege Vogels - Buizerd probeert een rat te eten - YouTube.
Beschrijving: De wilde zwaan is ongeveer even groot als een knobbelzwaan en is herkenbaar aan een gele snavel en een lange, rechte, vaak geel aangelopen hals. In Nederland is de soort alleen in de winter aanwezig. Het is een trekvogel die broedt langs taigameertjes in IJsland, Scandinavië en subarctisch Rusland.
Als mens zijnde gaan we er vaak vanuit dat vogels dezelfde gevoelens als wij hebben en tonen, zoals verdriet, blijdschap enzovoorts. We weten van vogels niet wat ze denken; ze tonen verschillend gedrag wanneer hun kuikens zijn doodgegaan.
Maart: Roodborstje
Deze middelgrote zingende vogels, met hun felrode borst en gele snavel, zijn niet alleen een alledaagse verschijning, maar ook de vogel die symbool staat voor maart.
Met uitzondering van de koudere gebieden is de grote bonte specht in vrijwel zijn gehele verspreidingsgebied een standvogel.
Vogeltrek. Vanaf juli trekken de nachtegalen naar Afrika, half september zijn de meeste vertrokken. Zij trekken in zuidwestelijke richting over Frankrijk en het Iberisch Schiereiland naar tropisch Afrika. Vanaf half april keren zij weer terug.
Thuisblijvers of standvogels blijven in de buurt van het broedgebied overwinteren. De meeste vogels die ons bekend zijn, zoals de merel, huismus, specht en ekster, zijn standvogels. Ze weten zich ondanks de koude staande en vliegende te houden in het barre noorden.
De boerenzwaluw is een echte boerenlandvogel, een luchtacrobaat van het boerenerf. De nesten worden bij voorkeur gemaakt in boerenschuren, loodsen en dergelijke waar ze in en uit kunnen vliegen. Van april tot oktober verblijven zij in Nederland, de winter wordt in zuidelijk Afrika doorgebracht.
Volwassen Nederlandse Sperwers zijn standvogel, jonge dieren verplaatsen zich soms over forse afstanden richting zuidwesten. Doortrekkers en overwinteraars uit Noord-Duitsland en Scandinavië vullen de eigen vogels aan. De voorjaarstrek vindt vooral tussen half maart en half april plaats, langs de kust deels gestuwd.
In de herfst en winter kunnen zich grote groepen vormen. Als het koud wordt, is er wel trek, naar bijvoorbeeld Frankrijk. Vogels uit het oosten komen in de winter naar Nederland. Aan het einde van voorjaar kunnen er groepen onvolwassen vogels te zien zijn die in mei-juni naar de ruigebieden trekken.
Iedere soort kent zijn eigen terugtrekperiode. Vogels die niet ver gaan, naar Zuid-Europa, zijn vaak als eerste terug. Dat geldt bijvoorbeeld voor tjiftjaf, zwartkop en zwarte roodstaart.
De tjiftjaf is een trekvogel die meestal overwintert in Middellandse-Zeegebied.