De onafhankelijke variabele (independent variable) is de oorzaak. De waarde van de variabele is onafhankelijk van andere variabelen in je onderzoek. Dit is het type variabele dat je kunt manipuleren.
In een experiment manipuleer je de onafhankelijke variabele en meet je de afhankelijke variabele. Je wilt onderzoeken of de onafhankelijke variabele invloed uitoefent op de afhankelijke variabele.
Een actieve variabele kan door de onderzoeker gemanipuleerd worden om het verband tussen een aantal variabelen te onderzoeken en te verklaren. Een passieve onafhankelijke variabele kan niet gemanipuleerd worden. Voorbeelden daarvan zijn lichaamslengte, leeftijd of geslacht.
Er zijn drie soorten categorische variabelen: binaire variabelen, nominale variabelen en ordinale variabelen.
Een onafhankelijke variabele, experimentele variabele, factor of predictor is een variabele die gebruikt wordt om voorspellingen op te baseren. Een covariabele is een variabele waarvan bij het onderzoek de effecten worden uitgesloten.
Bij categorische variabelen representeren de data groepen, zoals een ranking (bijvoorbeeld de eindposities bij het songfestival), classificaties (bijvoorbeeld kledingmerken), en binaire verdelingen (zoals kop of munt).
Een verklarende variabele is de verwachte oorzaak, en deze verklaart de resultaten. Een responsvariabele is het verwachte gevolg (de verandering), en deze reageert op een verandering in de verklarende variabele.
Een kwantitatieve variabele kan in een getal worden uitgedrukt (bijvoorbeeld lengte, hoogte van het inkomen, aantal of gemiddelde). Discrete kwantitatieve variabelen zijn variabelen die een beperkt aantal waarden kunnen aannemen. Een voorbeeld is aantal.
Er is sprake van een ordinale variabele (of van een ordinaal meetniveau) als een kenmerk gecategoriseerd wordt in afzonderlijke categorieën, waarbij er wel een rangorde is tussen de categorieën. Bij een ordinale variabele weten we echter niets over de afstand tussen de verschillende categorieën.
Een voorbeeld van een nominale variabele is “vervoersmiddelen”. Hierbij zou je de data kunnen verdelen over de categorieën auto, bus, trein, tram, fiets en metro. Iedere waarde kan maar in één categorie vallen (want iets kan bijvoorbeeld niet zowel een auto als een metro zijn).
In experimenteel onderzoek wordt onderzocht wat de invloed van een door de onderzoeker gemanipuleerde factor is in een bepaalde situatie. In de meeste gevallen worden daarvoor twee gelijke groepen samengesteld, waarbij de ene groep wordt onderworpen aan een experimentele factor en de andere (de controlegroep) niet.
Voorbeeld: Bij een experiment naar de invloed van temperatuur op de groeisnelheid van planten, komt de temperatuur dus op de horizontale as. Vaak is de onafhankelijke variabele ook de tijd, als je gedurende een bepaalde tijd iets meet.
Een kwalitatieve variabele beschrijft een bepaald kenmerk (geslacht, kleur ogen, godsdienst, naam, tevredenheid, rijkdom). Ordinale kwalitatieve variabelen zijn variabelen waarvan de waarden kunnen worden geor dend. Een voorbeeld is tevredenheid.
Een continue variabele kan letterlijk elke waarde aannemen. Of het nu 30000 of 1,3589 is, alle opties zijn mogelijk. Voorbeelden van continue variabelen zijn de lengte van je kleine zusje, het gewicht van een koe of de temperatuur in Amsterdam.
Een modererende variabele is een variabele die de relatie tussen een independent variable en een dependent variable beïnvloedt. Als je deze extra variabelen opneemt in je onderzoek, kijk je verder dan de eenvoudige relatie tussen twee variabelen. Zo krijg je een vollediger beeld van de echte situatie.
In kwantitatief onderzoek ligt zowel bij het verzamelen als bij de analyse de nadruk op kwantificatie van data. Bij kwalitatief onderzoek is dat niet het geval. De nadruk ligt daar niet op meten en op het verzamelen van getallen, maar op woorden. Het is subjectiever en interpretatiever.
Bij een nominale variabele wordt er alleen onderscheid gemaakt tussen verschillende categorieën. De waardes worden vaak aangegeven met namen, bijvoorbeeld je woonplaats of beroep. Bij een ordinaal meetniveau is de volgorde ook van belang; de waardes kunnen vaak aangegeven worden met een nummer.
Nominaal: De data kunnen alleen worden gecategoriseerd (geen rangorde).Ordinaal: De data kunnen worden gecategoriseerd en gerangschikt. Interval: De data kunnen worden gecategoriseerd en gerangschikt en er zijn gelijke intervallen tussen de categorieën.
Continue variabelen zijn variabelen als lengte, gewicht, buitentemperatuur, tijd, enzovoort. Continue variabelen kunnen allerlei tussenwaarden aannemen.
Een voorbeeld van een ordinale variabele is “Leeftijd”. Je kunt de data bijvoorbeeld verdelen over 0-18, 19-34, 35-49 en 50+, en deze categorieën kun je in een logische volgorde zetten.
Over het algemeen wordt de onafhankelijke variabele op de x-as (horizontale as) geplaatst en de afhankelijke variabele op de y-as (verticale as).
Kwantitatieve variabelen hebben een meetniveau met numerieke waarden, zoals leeftijd, aantal broers en zussen, inkomen. Categorische variabelen (ook wel kwalitatieve variabelen genoemd) hebben een meetniveau met categorieën, zoals geslacht, burgerlijke staat, religie.
Regressie analyse is een statistische methode die gebruikt wordt om verbanden tussen verschillende variabelen in bijvoorbeeld een dataset te vinden. Het is een belangrijk hulpmiddel voor het modelleren en analyseren van gegevens.
Regressieanalyse wordt gebruikt om het effect te bepalen van een (of meerdere) verklarende variabele(n), zoals lengte of leeftijd, op een afhankelijke variabele zoals gewicht. Je kunt regressieanalyse gebruiken om: Samenhang tussen twee variabelen te bepalen (leeftijd en waarde van een auto)
Een regressieanalyse laat zien hoe een verband eruit ziet door een lijn te trekken door een puntenwolk (Figuur 1). Een negatieve regressielijn betekent een negatief verband en een positieve regressielijn (u raadt het al) een positief verband.