In het menselijk lichaam komen meer dan 400 verschillende celtypen voor. Celtypen die het meest voorkomen qua aantal zijn onder meer rode bloedcellen, epitheel- en endotheelcellen, lymfocyten,
Globaal bekeken zijn er drie soorten cellen op aarde. Cellen zonder kernen, cellen met kernen en cellen met celwanden. De cellen zonder kernen behoren toe aan organismen uit het rijk der bacterien. De cellen van alle andere organismen hebben wel een kern.
Afhankelijk van hun locatie en functie kunnen menselijke cellen worden onderverdeeld in stamcellen, botcellen, bloedcellen, spiercellen, vetcellen, huidcellen, zenuwcellen, epitheelcellen, geslachtscellen en kankercellen .
Zenuwcellen: de zenuwcellen geleiden elektrische impulsen. Kraakbeencellen: deze cellen zorgen voor flexibiliteit en stevigheid in het kraakbeen. Botcellen: de botcellen zorgen voor stevigheid. Dwarsgestreepte spiercellen: deze cellen zorgen voor de beweging in de skeletspieren.
De vier rijken
De cellen van planten, dieren, schimmels en bacteriën, zijn namelijk verschillend. Ze verschillen in grootte en bevatten niet allemaal dezelfde organellen. Een belangrijk onderscheid is het wel of niet aanwezig zijn van een celkern.
De cellen zijn van verschillende typen met een unieke eigen functie. Geschat wordt dat er meer dan 200 verschillende typen cellen aanwezig zijn in een volwassen mens . Enkele daarvan zijn als volgt: Stamcellen: Dit zijn de primaire cellen waaruit alle andere cellen ontstaan.
Ons lichaam telt 10 biljoen cellen en geen twee zijn er precies hetzelfde.
Er zijn verschillende soorten T-lymfocyten (T-cellen), elk met een gespecialiseerde taak, zoals: de helper T-cel, de geheugen T-cel, de cytotoxische geheugen-effector T-cel, de weefselresidente geheugen T-cel en de suppressor T-cel. – De helper T-cel.
T-cellen herkennen vreemde cellen, zoals kankercellen, met hun 'voelsprieten', de T-celreceptoren. Deze receptoren controleren of cellen er normaal uitzien. Als de receptor een kankercel herkent, maakt de T-cel stoffen aan om de kankercel te doden.
B-cellen zijn belangrijke witte bloedcellen in onze afweer tegen ziekmakende-indringers, onder andere omdat deze cellen antistoffen produceren die beschermen tegen infecties. Soms gaat het echter fout, dan richten deze cellen zich op lichaamseigen weefsel.
Prokaryoten hebben geen celkern, het DNA ligt gewoon los in de cel.Eukaryoten hebben wel een celkern waarin het DNA zich bevindt. Daarnaast hebben prokaryoten vaak minder organellen dan eukaryoten en zijn ze minder ingewikkeld. Een bacterie is een goed voorbeeld van een prokaryoot.
Cellen zijn de basisbouwstenen van het lichaam . Alle weefsels en organen bestaan uit miljarden verschillende cellen.
Mineralen zoals ijzer en zink zijn betrokken bij de vorming van immuuncellen, zink en selenium hebben ook een antioxiderende werking. Zowel een tekort aan zink als een tekort aan selenium tasten de functies van macrofagen en T-cellen aan.
Bloedcellen hebben een beperkte levensduur. Rode bloedcellen leven 120 dagen, witte bloedcellen twee en bloedplaatjes tien dagen. Het lichaam breekt de cellen zelf af en vervangt ze door nieuwe. Per dag maakt ons lichaam wel 200 miljard cellen aan.
Peroxisomen zijn kleine blaasjes, die voor verschillende stofwisselingsprocessen in de cel belangrijk zijn. Eén cel kan enkele honderden peroxisomen bevatten. Een dun enkel membraan scheidt de inhoud van een peroxisoom van de rest van de cel.
Een kwaadaardige tumor
We spreken van kanker als de tumor kwaadaardig is. Dat wil zeggen dat de 'ontspoorde' cellen omliggende weefsels en organen kunnen binnendringen. In tegenstelling tot goedaardige gezwellen kan kanker zich uitzaaien naar andere delen van het lichaam.
In Bulgarije, Oostenrijk en Roemenië is de incidentie het laagst.
T-lymfocyten worden alleen gebruikt bij bestrijding van virussen, ze binden zich aan een geïnfecteerde cel zodat die dood gaat. B-cellen maken antistoffen die koppelen aan de ziekteverwekker. Bij virussen zorgen de antistoffen ervoor dat ze geen cellen meer binnen kunnen gaan.
De belangrijkste T-cellen zijn CD8+ T-cellen, CD4+ T-cellen en T-regulerende cellen (d.w.z. suppressor T-cellen). Er bestaan nog verschillende andere kleinere typen T-cellen die buiten dit artikel vallen.
CD4-cellen zijn witte bloedcellen die erg belangrijk zijn voor de afweer van ons lichaam. De termen CD4-cel of T4-cel worden vaak door elkaar gebruikt, we bedoelen dan dezelfde witte bloedcel. Er zijn verschillende witte bloedcellen, die allemaal een specifieke afweerfunctie hebben.
Stamcellen zijn cellen die nieuwe cellen voortbrengen en zitten in de beenmergholtes van onze botten. Bloedstamcellen maken de cellen die je in je bloed kunt vinden: Er zijn 3 soorten bloedcellen: rode bloedcellen.
In plaats van een volledig orgaan te vervangen, worden enkel orgaanspecifieke cellen getransplanteerd: cellen van de hartspier na een hartinfarct, van het gewricht bij artrose, van de pancreas bij diabetes of van het ruggenmerg bij bepaalde vormen van verlamming.
Een eicel is de grootste cel die we kennen van het menselijk lichaam (op de zenuwcellen na). Deze is ongeveer 0,2 mm groot en daarom zichtbaar met het blote oog. Een eicel is dus ongeveer 60.000 keer groter dan een spermacel.