De Past Perfect bestaat in het Engels uit twee onderdelen: de verleden tijd van het werkwoord to have (had) + het voltooid deelwoord van het hoofdwerkwoord. asked.
Je gebruikt de past perfect (had + voltooid deelwoord) wanneer je meerdere momenten in het verleden bespreekt. De past perfect gebruik je dan voor dat wat het langst geleden is en de past simple voor dat wat minder lang geleden heeft plaatsgevonden.
Je maakt de past perfect met had + voltooid deelwoord. Het voltooid deelwoord maak je bij regelmatige werkwoorden door -ed achter het werkwoord te plakken. Bij onregelmatige werkwoorden, pak je het derde woord uit het rijtje (bijvoorbeeld broken bij to break – broke – broken) .
De present perfect simple is de voltooid tegenwoordige tijd in het Engels. De Engelse perfect tenses worden gebruikt om een link met het heden aan te duiden. Je vormt deze tijd met een vorm van 'to have' (have/has) en met een voltooid deelwoord.
De Past Simple is de Engelse term voor de verleden tijd. Je gebruikt deze vorm als je het hebt over feiten, gewoonten etc. die in het verleden gebeurd zijn en nu helemaal klaar zijn. Het is dus eigenlijk hetzelfde als de Present Simple, alleen dan in de verleden tijd!
Om de past continuous te maken heb je altijd 2 werkwoorden nodig, namelijk een vervoeging van to be (was of were) + werkwoord met -ing erachter. Het werkt ongeveer hetzelfde als de present continuous, het enige verschil is dat je bij de past continuous de verleden tijd van het werkwoord to be gebruikt.
Has en have komen van hetzelfde werkwoord af: hebben, in het Engels to have. Je gebruikt has bij enkelvoud en have bij meervoud. Allebei in de tegenwoordige tijd!
- als iets in het verleden begonnen is en inmiddels is afgelopen: Voorbeeld : I had had the Mercedes for over a year (het gaat hier even niet om de tijdsduur). De Past Perfect Continuous ('ing- vorm') gebruik je: - als iets in het verleden begonnen is, inmiddels is afgelopen en je wilt vooral de tijdsduur benadrukken.
De basisregel voor het schrijven van de past simple is: schrijf -ed achter de stam. Belangrijke uitzonderingen zijn: Werkwoorden die eindigen op -e, krijgen alleen -d erachter: - to bake: We baked a delicious cake yesterday.
De voltooid verleden tijd wordt gebruikt in contexten die zelf al in het verleden spelen, en dan specifiek om een gebeurtenis aan te duiden die in een nog verder verleden heeft plaatsgevonden.
De present perfect maak je met has / have + voltooid deelwoord en gebruik je bij zinnen die: iets zeggen over een actie of gebeurtenis die permanent of van lange duur is; Bijvoorbeeld: “He has lived in London since 2002.” iets zeggen over het verleden wat nu nog van belang is.
De past perfect verwijst naar een tijd voorafgaand aan het nu. Het wordt gebruikt om duidelijk te maken dat de ene gebeurtenis plaatsvond voor de andere in het verleden. Het maakt niet uit welke gebeurtenis eerst genoemd wordt - de tijdsvorm maakt duidelijk welke het eerste plaatsvond.
Uiteraard is er de algemene regel voor het vormen van het voltooid deelwoord. Deze is inf +ed.
De Past Perfect Continuous maak je met het had gevolgd door been + een werkwoord dat eindigt in -ing. Je gebruikt het als je praat over iets dat duurde tot het moment in het verleden waar je het over hebt. They had been flying for five hours, when the storm broke out.
Functies van de Past continuous
De past continuous beschrijft handelingen of gebeurtenissen in een tijd voorafgaand aan het heden, die in het verleden begonnen is en die nog steeds aan de gang is op het moment van spreken. In andere woorden, het beschrijft een onafgemaakte of onvolledige handeling in het verleden.
The Future Continuous wordt gevormd door will of shall gevolgd door be + een werkwoord dat eindigt in -ing. 1 Je gebruikt de Future Continuous als je wilt aangeven dat iets aan de gang is op een bepaald moment in de toekomst. Next week we'll be walking in Madrid.
Je gebruikt de Present Perfect als je praat over dingen die in het verleden zijn begonnen, maar nog steeds bezig (kunnen) zijn, net afgelopen zijn of invloed hebben op het heden. Er zijn een aantal signaalwoorden waarbij je de Present Perfect moet gebruiken: for, yet, never, ever, just, already, since.
De present perfect simple gebruik je voor acties die zijn afgelopen, maar die wel nog invloed hebben op het hier en nu. De present perfect continuous gebruik je bij acties die wel nog voortduren in het heden. Met die tijd duid je aan hoe lang een bepaalde actie/handeling al aan de gang is, tot nu toe.
Het woord were is verleden tijd van to be. Het betekent was of waren. Ook kan were onderdeel zijn van de 'past continuous' werkwoordsvorm, wat uit twee delen bestaat: was/were + het werkwoord dat eindigt op -ing. De betekenis van were valt dan weg.
'to be' is het werkwoord 'zijn'. Dit werkwoord wordt, net als in het Nederlands, erg vaak gebruikt, zowel in de tegenwoordige als in de verleden tijd.
1 Je gebruikt have got alleen in informeel Engels en alleen in de Present Simple. In andere gevallen komt het niet voor. I've got a brilliant idea. 2 Je kan have got gebruiken als je wilt aangeven dat iemand iets bezit.
De duurvorm in de tegenwoordige tijd noemen we in de Engelse taal de present continuous. Kijk bijvoorbeeld naar de volgende zinnen: Ik ben aan het sporten. We zijn aan het zingen. Ik sta te schreeuwen.
De Past Continuous is de duurvorm in de verleden tijd. Dit houdt in dat wanneer je de Past Continuous voorbij ziet komen, er een actie in het verleden een langere tijd heeft geduurd. In het Nederlands gebruiken we dan vaak 'was aan het…' of 'waren aan het…'. Daardoor weten we dat het een tijdje aan de gang was.