Osmose is een fysisch verschijnsel waarbij watermoleculen zich doorheen een semipermeabele membraan verplaatsen van zuiver water of van een oplossing met een hoge concentratie aan water naar een oplossing met een lagere concen- tratie aan water.
Osmose is diffusie van water (door een semi-permeabel membraan). Bij osmose stroomt het water van een gebied met een lage concentratie opgeloste stoffen naar een gebied met een hoge concentratie opgeloste stoffen.
Diffusie en osmose zijn voorbeelden van passief transport; een cel hoeft geen energie te gebruiken om de stoffen of het water te transporteren. Als de cel een pomp heeft die stoffen actief naar buiten pompt en daarbij energie gebruikt, is er sprake van actief transport.
Alle stoffen die de cel in moeten, of de cel uit moeten, moeten door het membraan. Het membraan selecteert welke stoffen door erdoor mogen en welke stoffen niet. het membraan is dus selectief doorlaatbaar of semi-permeabel. De celmembraan is hoofdzakelijk opgebouwd uit fosfolipiden.
Osmose in planten
Planten hebben een celwand en een celmembraan. De celwand laat water met opgeloste stoffen door, celwanden zijn doorlaatbaar, dit noemen we permeabel. Celmembranen zijn selectief-permeabel, het celmembraan kan regelen welke stoffen er doorgelaten worden.
Planten. De celwanden van planten bestaan in de eerste plaats uit cellulosefibrillen, die omgeven worden door de koolhydraten pectine en hemicellulose. Soms zitten er ook andere stoffen in de celwand, zoals houtstof. De celwanden van bastcellen kunnen ondoorlaatbaar zijn door kurkstof.
Diffusie en osmose zijn eigenlijk twee vormen van passief transport.
Actief transport is het gemedieerde ('actief bevorderde') transport van biochemische en andere atomaire/moleculaire substanties door cel- en kernmembranen heen. In tegenstelling tot passief transport is er voor dit proces chemische energie nodig in de vorm van ATP.
Kleine moleculen, zoals ionen, koolstofdioxide (CO2) en zuurstof (O2), kunnen zich vrijelijk over het membraan verplaatsen door middel van diffusie, een passief transportproces dat geen energie nodig heeft.
Eiwitten kunnen door eiwitlokalisatie worden verzonden naar de binnenruimte van een organel, naar intracellulaire membranen, naar het plasmamembraan of naar de buitenkant van de cel (exocytose). Deze lokalisatieprocessen wordt uitgevoerd op basis van informatie in het eiwit zelf.
hoi Omdat osmose spontaan verloopt en geen energie kost is het een vorm van passief transport. Ook plasmolyse en turgor bij plantencellen zijn het gevolg van osmose.
Osmose is een proces op basis van diffusie waarbij een vloeistof, waarin stoffen zijn opgelost, door een zogenaamd halfdoorlatend membraan (een semipermeabele, halfdoorlatende wand) stroomt, dat wel de vloeistof doorlaat maar niet de opgeloste stoffen.
Men kan Osmose herkennen op een polyester boot aan de verdikkingen in de gelcoat (blaasjes). Als deze blazen doorgeprikt worden komt er een soms wat plakkerige vloeistof met een zure, azijnachtige geur vrij. Osmose ontstaat wanneer water in het polyesterlaminaat dringt.
Kun je osmosewater veilig drinken? Ja, het is water waar de mineralen uit gehaald zijn. Sommigen prefereren mineraalwater (met of zonder bubbels), sommigen drinken kraanwater, sommigen osmosewater, sommigen gedestilleerd water of alleen gekookt water.
Het primair actief transport gebruikt hiervoor energie, onder de vorm van ATP.
In normaal kraan- en regenwater zitten mineralen, zouten, kalk, bacteriën,kalk etc. Osmose water is water waar alles uit gefilterd is. Osmose water wordt ook wel gedemineraliseerd, “puur”- of “schoon” water genoemd. Dit water laat geen residu op uw ramen achter, simpelweg omdat alles eruit gefilterd is.
Rondom elke cel zit een een celmembraan. Dit celmembraan bestaat uit een dubbele fosforlipidelaag. Vooral kleine moleculen zoals zuurstof (O2), koolstofdioxide (CO2) en water kunnen door de kleine openingen in of uit de cel glippen. Ook vetachtige moleculen kunnen moeiteloos door deze celmembraan heen.
De lipiden-dubbellaag is echter impermeabel voor geladen moleculen (ionen), hoe klein ook. Voor de cel belangrijke ionen zoals Na en K, maar ook aminozuren en nucleotiden, dringen dus niet of nauwelijks door een membraan. Ze kunnen alleen 'met hulp' passeren.
Eiwitten in een celmembraan, waardoor kalium (K+) de cel in kan en de cel uit kan. Alle ionen hebben een eigen kanaaltje nodig om de celmembraan te passeren. Geladen deeltjes kunnen immers niet de fosfolipiden laag van de membraan passeren.
Blaasjestransport is een speciale vorm van actief transport waarbij grotere deeltjes in en uit de cel worden gebracht door middel van kleine blaasjes of vesikels. Dat kan in beide richtingen gebeuren.
Bij actief transport worden stoffen tegen hun concentratiegradiënt in via een membraan-eiwit (ATP-pomp) opgenomen in de cel, of afgestaan aan het milieu. Stoffen worden dus opgenomen vanuit een gebied met een lage concentratie naar een gebied met een hoge concentratie van die opgeloste stoffen.
Diffusie is het proces waarbij opgeloste stoffen in een waterig milieu zich verplaatsen (diffunderen) van een gebied met een hoge concentratie opgeloste stoffen naar een gebied met een lage concentratie opgeloste stoffen.
Overal waar cellen en vloeistoffen bij elkaar komen, treedt osmose op.
Planten. Planten hebben in hun cellen een grote zak (de vacuole) met vloeistof, waarin veel stoffen opgelost zijn. Door osmose komt er water van buiten de cel die zak in, waardoor deze uitzet en tegen de celwand van de cel aankomt.
Omgekeerde osmose is een proces om water te zuiveren. Een pomp drukt de vloeistof door een membraan in de stromingsrichting omgekeerd aan die bij osmose. Toepassingen zijn er voor bereiding van drinkwater, onder andere uit zeewater, aanmaak van ketelwater voor stoomketels en zuivering van sommige afvalwaters en mest.