Om 6.00 uur vind je de sterren Theta Coronae Borealis en Arcturus halverwege de hemel op het zuidoosten. De eerste is 15.000 °C heet en daarom blauwig, en de tweede is een gigantische rode ster met een temperatuur van slechts zo'n 4000 °C.
De kleur van een ster verwijst naar zijn oppervlaktetemperatuur. Een rode ster is relatief koel met een oppervlaktetemperatuur van minder dan 3.000 graden Celsius. Onze zon is een gele ster: op het oppervlak heerst een temperatuur van meer dan 6.000 graden. En blauwe sterren zijn de heetste, 10.000 graden en meer.
Sterren met een temperatuur van rond de 5000K hebben een oranje-achtige gloed, die naar geel verloopt voor hetere sterren. Rond 6000K zijn de sterren geel/wit van kleur. Sterren heter dan dat, rond 8000K, zijn wit. Hele hete sterren, met een oppervlaktetemperatuur van 10.000K of meer, zijn blauw-wit van kleur.
Koude sterren (met spectraaltype K en M) stralen het grootste deel van hun energie uit in het rode en infrarode deel van het elektromagnetische spectrum, en zien er dus rood uit, en hete sterren (met spectraaltype O en B) stralen overwegend in de blauwe en ultraviolette golflengten, waardoor zij er blauw of wit uitzien ...
Zo zien we dus dat koele sterren rood zijn, minder koele sterren oranje, en via geel komen we zo uiteindelijk bij blauw terecht. Een uitzondering hierop vormt groen: er bestaan geen groene sterren!
Als je op een heldere nacht naar de sterren kijkt zie je dat sommige sterren lijken te knipperen. Schijn bedriegt. Het knipperen ontstaat wanneer de lichtstraal tussen de ster en je ogen wordt onderbroken, bijvoorbeeld door een hoge luchtvochtigheid of stof en andere kleine deeltjes.
O-sterren zijn de heetste sterren die we kennen, M-sterren de koelste.
Antwoord. De helderste 'ster' aan onze huidige avondhemel is eigenlijk geen ster, het is de planeet Venus, die kort na zonsondergang in het zuidwesten staat. Wat meer naar het zuiden, en vrij laag aan de hemel, staat Sirius, en dat is de helderste ster die je met het blote oog kan zien.
Orion is een van de opvallendste sterrenbeelden. Vooral Orions gordel, die bestaat uit drie heldere sterren op een rij, is makkelijk te herkennen. Orions gordel wijst recht naar de ster Sirius in het sterrenbeeld Grote Hond.
Het knipperen komt door fluctuaties in de atmosfeer. Denk aan een weg op een hete zomer dag wanneer je in de verte kijkt.
Wit blijft het koelst omdat het alle kleuren terugkaatst.
De kleur van een meteoor wordt bepaald door de ionisatie in de atmosfeer (die weer afhangt van de snelheid van de meteoroïde) en door de samenstelling van de meteoroïde zelf: rood kan wijzen op silicium, oranje op natrium, geel op ijzer, blauw/groen op koper of magnesium en paars op kalium of calcium.
Soorten sterren: hyperreus, rode- en blauwe reus, witte-, gele- en bruine dwerg. De reuzen zijn tientallen keren zo groot als onze zon, een hyperreus soms duizendmaal zo groot. Sterren als onze zon behoren tot de hoofdreekssterren en zijn allemaal dwergen, andere typen dwergen zijn nog kleiner.
'Kleine sterren kunnen wel honderd miljard jaar oud worden. Grote worden 'maar' één miljard jaar oud. ' Het proces van verbranding duurt dus zelfs bij heel grote sterren nog ontzettend lang.
Aan de kleur van een ster kun je zien hoe heet hij is. Gele sterren zijn ongeveer 6000 graden Celsius, rode sterren zijn ongeveer 3000 graden Celsius. Blauwe sterren zijn het heetst, deze sterren kunnen heter zijn dan 30.000 graden Celsius. Elke ster heeft een zwaartekrachtsveld rond om zich heen.
Wel 100 keer groter dan de aarde. Door de felheid waarmee de zon schijnt, zien we overdag de andere sterren niet.
Orion, ook wel de jager genoemd, is een groot sterrenbeeld met enkele hele herkenbare punten. Zo zijn er drie sterren op een rij dat de gordel vormt van de jager. De bovenste kleine sterren vormen het hoofd, waarbij de Betelgeuze en Bellatrix de twee schouders vormen. Bij heel helder weer is ook het zwaard te zien.
De drie gordelsterren zijn delta, epsilon en zeta Orionis. "Linksboven" staat de helderste ster van Orion, Betelgeuze: dat is dus alpha Orionis. "Rechtsonder" staat de ster Rigel. De gordelsterren hebben ook Arabische namen.
Waarnemen. Saturnus is met het blote oog zichtbaar als een heldere gele "ster" die niet flikkert. De ringen zijn niet met het blote oog te zien, met een verrekijker is wel te zien dat Saturnus niet cirkelvormig is. Een kleine telescoop laat de ringen al goed zien.
Sirius. De helderste ster aan de hemel is dan weer niet noodzakelijk de ster die van zichzelf het felst straalt. Sirius is voor een groot deel zo helder doordat hij tot de meest nabije sterren behoort. De op een na helderste ster Canopus oogt iets zwakker dan Sirius, maar staat wel ruim 35 keer zo ver weg.
Vier van deze planeten zijn goed met het blote oog te zien: Mars, Jupiter, Saturnus en Venus. Ze lijken op grote sterren, maar het verschil is dat je ze niet ziet knipperen.
De zon ligt op zo'n 149.598.000 km van de aarde. Dat is dus best wel ver. En dat is maar goed ook. De zon is namelijk heet, erg heet.
Uranus bezit de koudste atmosfeer van ons zonnestelsel, nog kouder dan de verder gelegen planeet Neptunus. In de atmosfeer van Uranus zakt de temperatuur tot een minimum van -224 graden Celsius. De gemiddelde temperatuur bedraagt er -196 graden Celsius.
De temperatuur van een magma of lava hangt af van zijn samenstelling, en kan variëren tussen iets minder dan 600 °C en 1250 °C. Basaltisch magma/lava is de meest voorkomende soort en kent ook de hoogste temperaturen: ongeveer 1000 - 1250 °C. Magma's met een andere samenstelling zijn iets minder heet.