Bepalen welke soorten validiteit van toepassing zijn
De indruksvaliditeit (face validity), inhoudsvaliditeit (content validity), begripsvaliditeit (constructvaliditeit of construct validity) en interne validiteit worden bijna altijd besproken, maar de andere drie zijn vaak optioneel.
Validiteit (validity) betekent dat je daadwerkelijk het verschijnsel meet dat je beoogt te meten. Wanneer je bijvoorbeeld een fenomeen als 'vertrouwen' wilt meten, zul je moeten nagaan of het instrument dat je daarvoor wilt gebruiken, ook echt geschikt is voor dat doel.
Een instrument is valide als het daadwerkelijk het begrip meet dat het beoogt te meten. Daarom is het bij de ontwikkeling van een instrument belangrijk om kennis te hebben over het te meten begrip.
Indruksvaliditeit (face validity) geeft aan in welke mate een meetinstrument de indruk wekt iets relevants te meten. Indruksvaliditeit (“validiteit op het eerste gezicht”) beantwoordt de vraag of een meting aan de oppervlakte relevant en geschikt lijkt om te meten wat het moet meten.
Wat is externe validiteit? Externe validiteit is de mate waarin je de resultaten van je onderzoek kunt generaliseren naar andere omstandigheden en groepen.
De validiteit en betrouwbaarheid van je scriptie worden bevorderd door de afbakening in je onderzoeksvraag, opzet van je onderzoeksmethode(n), de keuze voor je respondenten, de wijze van dataverzameling en je data-analyse. Dit betekent dat je hierover al moet nadenken in je plan van aanpak of onderzoeksvoorstel.
Convergente validiteit: Hierbij vergelijkt men twee testen die hetzelfde begrip meten. Naarmate de correlatie stijgt, stijgt de validiteit. Je wilt dat de testen hoog met elkaar correleren omdat zij hetzelfde begrip meten. Indien zij laag met elkaar correleren, meten de testen verschillende begrippen.
Een hoge interne validiteit waarborg je door de onderzoeksmethode academisch te onderbouwen, door aan alle vorige vormen van validiteit te voldoen. Een hoge interne validiteit zorgt voor kwalitatief hoge onderzoeksresultaten. Externe validiteit wordt ook wel generaliseerbaarheid genoemd.
Interne validiteit
De resultaten van een onderzoek zijn intern valide, als de resultaten die je meet ook daadwerkelijk het gevolg zijn van jouw opzettelijke verandering (of: manipulatie). Je kunt de interne validiteit van een onderzoek verhogen door systematische fouten (of 'bias') zoveel mogelijk te beperken.
Validiteit en betrouwbaarheid worden bepaald door de toegepaste onderzoeksmethoden en zijn bepalend voor de kwaliteit van de onderzoeksdata en de conclusies die je daaruit trekt. Om meetfouten te minimaliseren dienen we de eigenschappen van de meting te achterhalen die ons het vertrouwen geven dat we goed bezig zijn.
Bij je discussie kun je vervolgens aangeven in hoeverre jouw gekozen onderzoeksmethode ook hebben gemeten wat je wilde meten (validiteit) en in hoeverre de resultaten hetzelfde zouden zijn als je het onderzoek op dezelfde manier zou uitvoeren (betrouwbaarheid).
Validiteit. Als onderzoeker wil je er zeker van zijn dat je precies hebt gemeten wat je wilde gaan meten. Met andere woorden: je moet ervoor zorgen dat er geen systematische fouten zijn gemaakt bij het onderzoek in je scriptie. Een voorbeeld van een systematische fout is een sociaal wenselijk antwoord.
Interne validiteit is de mate waarin je met zekerheid kunt stellen dat een vastgestelde oorzaak-gevolgrelatie (causaal verband) niet door andere factoren kan worden verklaard. Externe validiteit is de mate waarin je je resultaten kunt generaliseren naar andere omstandigheden of groepen.
Bij zowel kwantitatief als kwalitatief onderzoek vallen de termen validiteit en betrouwbaarheid vaak. Validiteit is de mate waarin het onderzoek meet wat het zou moeten meten. Stel je de vragen waarmee je de juiste informatie ophaalt? Betrouwbaarheid gaat over de reproduceerbaarheid van het onderzoek.
In kwantitatief onderzoek ligt zowel bij het verzamelen als bij de analyse de nadruk op kwantificatie van data. Bij kwalitatief onderzoek is dat niet het geval. De nadruk ligt daar niet op meten en op het verzamelen van getallen, maar op woorden. Het is subjectiever en interpretatiever.
Bij validiteit gaat het om het meten wat je beoogt te meten. Bij betrouwbaarheid daarentegen gaat het om de vraag of je onderzoeksresultaten hetzelfde zouden zijn als je het onderzoek op dezelfde wijze nogmaals uitvoert.
Er is sprake van triangulatie als je verschillende bronnen, theorieën, onderzoeksmethoden of data-analysemethoden gebruikt om iets te onderzoeken. Hierdoor bekijk je je onderzoeksvraag vanuit verschillende richtingen. Triangulatie verhoogt de betrouwbaarheid en validiteit van je resultaten.
Bij constructvaliditeit wordt een begrip ontrafelt in alle mogelijke aspecten. Vervolgens worden alle aspecten afzonderlijk bemeten. Een somscore – al dan niet in een bepaalde verhouding tot elkaar – vormt dan de score op het begrip.
Als we de betrouwbaarheid van een instrument onderzoeken door de meting letterlijk op dezelfde manier te herhalen spreken we van 'test-hertestbetrouwbaarheid'.
Voor de betrouwbaarheid moet je de vragenlijst op consistente wijze afnemen en willekeurige fouten voorkomen bij de data-analyse. Voor de validiteit is het van belang dat je begrippen correct zijn geoperationaliseerd, zodat je meet wat je daadwerkelijk beoogt te meten.
De validiteit van een onderzoek vertelt iets in hoeverre de vragen die gesteld zijn meten wat ze moeten meten.
Als je onderzoeksresultaten niet valide zijn en je de validiteit dus niet kunt bewijzen, dan geef je dit aan in de beperkingen in je discussie. Er is dan sprake van systematische fouten (research bias) in je studie.
valide, geldig, regtmatig, wettig. valideren, geldig maken of verklaren; geldig zijn, voor goede betaling gelden.
De validiteit van literatuuronderzoek wordt bepaald door de relevantie van de bron voor het beantwoorden van de hoofdvraag en deelvraag (inhouds– en begripsvaliditeit) en de wijze waarop je zoekt (interne en externe validiteit).