Op een zonnige onbewolkte dag werkt het als volgt: Een goede belichting van een frontaal belicht onderwerp op een zonnige dag kan gemaakt worden met diafragma f/16 en een sluitertijd van 1/ISO. Dus bij een ISO waarde van ISO 100 stel je de camera in op f/16 met een sluitertijd van 1/100.
Een andere tip om bewegingsonscherpte te voorkomen is de volgende: een vuistregel om scherpe foto's uit de hand te nemen is dat je sluitertijd minimaal gelijk moet zijn aan je brandpuntsafstand (lengte van de lens x crop factor). Dus een 200mm op een 1.6 cropcamera vraagt om een sluitertijd van minimaal 1/320 sec.
Welke sluitertijd moet je kiezen bij beweging? Voor een portretfotografie kun je je camera het beste instellen op 1/250 seconde. Personen bewegen nu eenmaal. Wil je een foto maken van een spelend kind, een sporter of een beweeglijk hier, dan kun je je sluitertijd het beste instellen op 1/1000 tot 1/1250 seconde.
Bewolkte hemel, 's avonds of binnenshuis zonder flits: 400 - 800 ISO. 's Nachts of in donkere ruimten: meer dan 800 ISO.
Die vuistregels zegt dat je een sluitertijd van 1/60 kunt aanhouden bij een standaard lens van bijvoorbeeld 18-55 mm. Gaan we echter met een langere lens (70-200mm) werken dan zal je sluitertijd weer korter moeten zijn.
Bij goed licht kunnen onderwerpen die niet veel bewegen over het algemeen worden vastgelegd met een sluitertijd van ongeveer 1/50 sec. Voor bewegende onderwerpen moet deze iets korter zijn, ongeveer 1/250 sec, en bij snellere actie kun je een sluitertijd van 1/1000 sec of hoger gebruiken.
Een korte sluitertijd van minder dan een seconde laat de beweging als het ware bevriezen in je beeld. Hoe korter de sluitertijd is, hoe meer de beweging bevroren wordt en hoe minder de kans op bewegingsonscherpte is.
ISO 100: Dit is de beste keuze voor het maken van opnamen buitenshuis op zonnige dagen: de helderste situatie waarin je waarschijnlijk opnamen zult maken.
Om het samen te vatten, het diafragma bepaald hoeveel licht er door het objectief komt, de sluitertijd bepaalt hoe lang het licht op de sensor komt, en de ISO is de versterking van het signaal van de sensor, wat enigszins het synoniem is met de gevoeligheid van de sensor.
Wanneer het helemaal dicht bewolkt is, zal je geen mooie zonsondergang zien. Bij regenachtige dagen is het dus de moeite waard om tegen zonsondergang het weer in de gaten te houden. 's Avonds kan het toch ineens opklaren en krijg je misschien wel die hele mooie en kleurrijke zonsondergang te zien.
ISO. Gebruik bij nachtfotografie zoveel mogelijk ISO 100.
De sluitertijden die langer is dan 1/100e van een seconde, zoals 1/60e of 1/15e. Deze vallen onder de lange sluitertijden. Alle sluitertijden boven 1/100e van een seconde, zoals 1/500e of 1/2000e, worden korte sluitertijden genoemd. De korte sluitertijden worden ook wel snelle sluitertijden genoemd.
Wil je scherpe foto's vanuit de hand nemen, dan geldt de vuistregel dat je sluitertijd minimaal gelijk moet zijn aan '1 gedeeld door de brandpuntsafstand'. Fotografeer je dus op een brandpuntsafstand van 300 mm met een fullframe camera, dan mag je sluitertijd dus niet langer zijn dan 1/300 sec.
Lange sluitertijd
Lange sluitertijden zijn meestal langer dan 1 seconde, op dat moment moet er een statief gebruikt worden om scherpe beelden te krijgen. Lange sluitertijden worden in de meeste gevallen gebruikt voor foto's met weinig licht/nacht of om bewust beweging vast te leggen.
De sluitertijd wordt uitgedrukt in waarden als 1000, 640, 250, 20. Dit betekent eigenlijk 1/1000 seconde, 1/640 seconde etc. Hoe hoger het getal, hoe sneller de sluiter weer dicht gaat en hoe minder licht er op de sensor valt.
De makkelijkste manier om bij zonlicht te fotograferen, is door er met je rug naartoe te gaan staan. Want licht dat van achteren komt, zet alles wat zich voor jou bevindt letterlijk in het zonnetje. De omgeving wordt gelijkmatig verlicht en er zijn weinig diepe schaduwen, omdat die vooral achter objecten vallen.
Als je buiten bent, overdag, dan kan je de laagste ISO-waarde gebruiken (meestal is dit 100 of 200). Dit komt omdat er voldoende licht is voor de sensor. Ga je naar binnen toe, en is er dus minder licht, dan moet je de ISO gaan verhogen.
De camera instellingen
Je zet de camera op diafragma-voorkeuze of in de manuele stand en kiest voor een diafragma van f11 of f16. Soms heb je vlak voor zonsondergang een mooie zonneharp in de lucht, dan kies ik voor een diafragma van f22 en onderbelicht ik één tot twee stops om de stralen nog beter uit te laten komen.
Het wijzigen van de sluitertijd op je camera is een manier om de algehele belichting van een foto aan te passen. Een aangepaste sluitertijd is ook handig bij creatief fotowerk. Je kunt hiermee namelijk de mate van bewegingsonscherpte in je foto's beïnvloeden en bepalen.
Het diafragma regelt hoeveel licht er op de sensor valt, de sluitertijd hoe lang het licht op de sensor valt en de ISO hoe gevoelig de camera is voor deze hoeveelheid licht.
Tot een sluitertijd van 1/250 kan de camera de flitser nog wel goed aansturen. Als het sneller moet dan 1/250 dan komen er problemen.
1/60 seconde is voor een foto uit de hand dan ook prima. Wanneer je een statief gebruikt, kun je nog veel lagere sluitertijden gebruiken. Gebruik bijvoorbeeld juist een hele lange sluitertijd zodat de lucht wel beweegt, maar het landschap niet.
Twee bedieningsmogelijkheden bepalen de hoeveelheid licht die de camera binnenkomt en op de beeldsensor valt: het diafragma en de sluitertijd. De ISO-instelling bepaalt hoeveel licht er nodig is om een juiste belichting te verkrijgen.
Veel fotografen gebruiken een sluitertijd tussen de 6 en 30 seconden. Voor een langere sluitertijd is het vaak handig om de Bulb modus van je camera te gebruiken. Hiermee kun je de sluiter zo lang als je wilt open houden. De enige manier om erachter te komen wat jij mooi vindt, is door te experimenteren.