Een goed uitgangspunt bij het fotograferen van het noorderlicht: apertuur f/2.8, ISO 1600 (hoger als het heel donker is) en 15 seconden sluitertijd. Onthoud dat wanneer het noorderlicht snel en actief door de hemel danst, je de sluitertijd best korter maakt.
Het Noorderlicht is namelijk altijd in beweging, maar je fotografeert ook met langere sluitertijden. Door een statief te gebruiken, voorkom je dat je camera beweegt. Als je een statief gebruikt, is het ook aan te raden om een korte zelfontspanner op je camera in te stellen.
Een lens met een lichtsterkte van f/2.8 is een goed uitgangspunt, maar sneller is beter. Je wilt namelijk de sluitertijd kort houden. Zo hou je zoveel mogelijk de vormen en structuur van het noorderlicht intact. Als de sluitertijd te lang wordt vervagen de structuren tot een wazige groene vlek.
Eerste vereiste is dat het donker is tussen 18.00 en 01.00, als de lichten het best zichtbaar zijn. Dat is alleen zo in de late herfst, de winter en de vroege lente. Feitelijk heb je dus van 21 september t/m 21 maart kans het licht te zien. Echter speelt ook de helderheid een essentiele rol.
De sluitertijd bepaalt hoe lang er licht op de sensor van je camera valt. Zo lang de sluiter van je camera open staat, komt er licht op de sensor. Hoe lang de sluiter open staat, heeft invloed op hoe een beweging in beeld komt: bewogen of 'bevroren'.
Welke sluitertijd moet je kiezen bij beweging? Voor een portretfotografie kun je je camera het beste instellen op 1/250 seconde. Personen bewegen nu eenmaal. Wil je een foto maken van een spelend kind, een sporter of een beweeglijk hier, dan kun je je sluitertijd het beste instellen op 1/1000 tot 1/1250 seconde.
sluitertijd = 1 / [brandpuntsafstand * cropfactor]
Op veel camera's kun je de sluitertijd instellen van zo'n 1/4000 tot 30 seconden. Het verschilt soms wat per camera.
In delen van Nederland bestaat er vanavond een kans om het noorderlicht te zien. Ook in Belgisch Limburg zou er voor het eerst in 18 jaar een kleine kans bestaan om het natuurfenomeen te kunnen aanschouwen. Door hevige zonneactiviteit is er momenteel een plasmawolk op koers richting de aarde.
Wanneer je je dichter bij de Noordpool zou bevinden moet je dus naar het zuiden kijken om noorderlicht te kunnen zien. Vanuit Spitsbergen is dat bijvoorbeeld regelmatig het geval. Wanneer de geomagnetische verstoring toeneemt, breidt deze zone zich verder uit naar het zuiden.
Op de gehele hoge breedtegraad is er poollicht te zien bij een Kp-waarde van 4. De hele gemiddelde breedtegraad (en dus ook Nederland en België) hebben een Kp-waarde van 7 nodig. De lage breedtegraden hebben Kp8 of zelfs Kp9 nodig.
Een goed uitgangspunt bij het fotograferen van het noorderlicht: apertuur f/2.8, ISO 1600 (hoger als het heel donker is) en 15 seconden sluitertijd. Onthoud dat wanneer het noorderlicht snel en actief door de hemel danst, je de sluitertijd best korter maakt.
Om het Noorderlicht te fotograferen met een iPhone heb je een langere sluitertijd nodig. Dat betekent ook dat je de camera heel stil moet houden. Dat valt niet mee, want tijdens het Noorderlicht is het ook nog eens vaak heel koud. Trillende handen zijn dan vast geen uitzondering.
Een diafragma van F 2,8-5,6 is een goede keus voor het fotograferen van het noorderlicht. Het diafragma staat dan ver open zodat er veel licht op de sensor van de camera kan vallen. Je kan het beste beginnen met een sluitertijd van maximaal 15-30 seconde.
Het moet onbewolkt zijn.
Het noorderlicht vindt plaats op minimaal 80km hoogte, ver boven de bewolking. Als het dus bewolkt is, zul je hooguit een wat groene gloed door de wolken heen zien.
Het ontstaan van het noorderlicht
Door de explosie worden geladen deeltjes de ruimte ingeschoten die de aarde kunnen bereiken. Als de geladen deeltjes in het magnetisch veld van de aarde terechtkomen, worden ze automatisch in de richting van de polen getrokken waardoor het noorderlicht ontstaat.
Je kunt het noorderlicht op verschillende manieren spotten. Je kunt zelf op pad gaan met je 4WD en naar een plek waar weinig bewolking en lichtvervuiling is rijden. Zorg ervoor dat je warme kleding aan hebt en goede schoenen met spikes draagt.
Daar heb je gemiddeld 300 dagen per jaar goed zicht op het Noorderlicht, of ga met een hondenslee-expeditie mee waarbij je genoeg kans hebt op de Aurora. Wanneer je de meeste kans hebt om de aurora in Groenland te aanschouwen hangt af van je locatie.
#2 Het Noorderlicht is altijd anders
Dat maakt het ook zo bijzonder. Afhankelijk van de aardse gassen waarmee deeltjes botsen, verschillen de kleuren van felgroen naar rood, maar zelfs oranje, wit en blauw zijn mogelijk. Groen licht bevindt zich op de onderste laag, waardoor je deze kleur het vaakst kunt zien.
Voor het noorderlicht moet je dus richting het noorden, naar landen zoals IJsland, Noorwegen, Zweden, Finland of Groenland. Al is het noorderlicht heel soms zelfs ook in Nederland te zien, maar dan alleen op plekken waar je zo min mogelijk lichtvervuiling hebt (zoals op de Waddeneilanden bijvoorbeeld).
Zodra in het Pure Noorden de duisternis invalt, kan het noorderlicht zich laten zien. In Lapland kan dat dus in de wintermaanden al om 14.00 uur zijn. In Lapland maakt het niet uit hoe noordelijk je bent. In Noord-Zweden en -Finland is de kans op het noorderlicht net zo groot als in Zuid-Lapland.
Wanneer de dagen korter worden in de winter wordt het ook steeds vaker mogelijk het natuurfenomeen te zien. In Fins Lapland is het 200 dagen van het jaar mogelijk om het noorderlicht te zien.
Die vuistregels zegt dat je een sluitertijd van 1/60 kunt aanhouden bij een standaard lens van bijvoorbeeld 18-55 mm. Gaan we echter met een langere lens (70-200mm) werken dan zal je sluitertijd weer korter moeten zijn.
Welke combinatie je ook kiest, de belichting is elke keer exact gelijk. Draai het diafragma open (kleiner diafragmagetal) en je moet evenredig corrigeren met de sluitertijd (korter). Draai het diafragma verder dicht (groter diafragmagetal) en de sluitertijd moet evenredig langer worden.
Een sluitertijd van 1/250 sec zou snel genoeg moeten zijn om lopende mensen te bevriezen. Als je onderwerp sneller beweegt, is een sluitertijd van 1/500 sec geschikter. Voor snellere onderwerpen zoals auto's en vliegende vogels hebben sluitertijden van 1/2000 sec, 1/4000 sec of korter de voorkeur.
De grootte van de diafragmaopening bepaalt hoeveel licht er op de sensor valt. Wanneer je 's nachts foto's maakt, kies je het liefst voor een groot diafragma omdat er weinig licht is. Ik fotografeer 's avonds liever vanaf een statief. Ik kies voor een lage ISO en een diafragma van ongeveer F/11.