Planten met de kleinste kans op schade zijn: narcissen, Daphne, Laurus nobilis, Echinops, Kniphofia, Buddleja, Primula, rabarber en Nerine.
De ree is een herbivoor. Dit houdt in dat het dier alleen planten eet. Denk hierbij aan bramen, twijgen, besjes, kruiden, bladeren en paddenstoelen.
Wanneer herten en reeën regelmatig terugkomen, kunnen ze uw geliefde tuinplanten of gewassen of jonge bosaanplant tot op de grond kaalvreten. De beste manier om deze dieren tegen te houden is het plaatsen van een afrastering met schrikdraad. Deze afrastering moet hoog genoeg zijn, want herten zijn lastig te keren.
Wat eet het ree? Het ree eet voornamelijk plantaardig voedsel. Hij eet vooral bladeren, twijgen en scheuten van struiken en bomen. Ook vruchten (bramen, bessen), kruiden, grassen en landbouwgewassen (bieten, granen en krop gewassen) eet hij graag.
Naast het inzetten van bijvoorbeeld Rabbix of elektronische verjagers om konijnen, hazen en/of herten (en Reeën) te weren, is het ook belangrijk om er voor te zorgen dat uw tuin, sportterrein of camping niet echt aantrekkelijk is voor deze dieren.
Het ree heeft als natuurlijke vijand de Euraziatische lynx, wolf en beer. Jonge kalfjes vallen wel eens ten prooi aan arenden, vos, wilde kat en wild zwijn. Vooral in de eerste weken na de geboorte zijn de kalveren gevoelig. Ook sterven dieren in de winter door infecties aan de luchtwegen of voedselgebrek.
Planten met de kleinste kans op schade zijn: narcissen, Daphne, Laurus nobilis, Echinops, Kniphofia, Buddleja, Primula, rabarber en Nerine. 100 soorten hebben meer dan 40% kans op schade. Planten met de grootste kans zijn: tulpen, rozen, Muscari, geraniums, Ilex, pronkbonen, frambozen, Camellia en Rhododendron.
Bladeren van bomen en planten eten de herten het liefst het hele jaar door. Ook houden de herten veel van de bladeren van de braam en de klimop. Tijdens slechte weersomstandigheden eten herten zelfs hulst en rododendronbladeren. In de herfst eten ze eikels en beukennootjes.
grote grazers: in Afrika neushoorns, antilopen, waterbok), buffel, giraffe, olifant, zebra en nijlpaard; in Europa edelhert, damhert, eland, konik, galloway, ree; in zee zeekoeien, waaronder de doejong of Indische zeekoe. knaagdieren: verreweg de meeste knaagdieren zijn plantenetend, zoals cavia's en eekhoorns.
De grootste kans om herten, zwijnen en ander wild te zien, is in de vroege ochtend of op de late avond. Dieren gaan rond de schemer namelijk op zoek naar voedsel. Op die tijdstippen zijn ze daarom vaakte zien op open plekken, meestal aan de bosrand.
De kans dat je een hert ziet en hoort is in deze tijd van het jaar groot. Maar let op: in de periode van de hertenbronst, tussen 15 september en 15 oktober, zijn de routes in het Deelerwoud voor een deel niet toegankelijk tussen 16.00 's middags en 10.00 uur 's ochtends. Dit wordt in het gebied aangegeven met borden.
Die oudere mannetjes hebben ook een manenachtige kraag rond hals en nek. Je kan het edelhert onderscheiden van het damhert door zijn grootte, de witte spiegel zonder zwarte omlijning en het vertakte gewei. Edelherten zijn zowel overdag als 's nachts actief en rusten bij voorkeur uit in een jong, dicht bos.
De grootte van het territorium wordt bepaald door de hoeveelheid voedsel. Een territorium met veel voedsel is kleiner dan een territorium waar weinig voedsel te vinden is. Bij reeën is een territorium tussen de 5 en 30 hectare groot. Dat is net zoveel als 3 tot 20 voetbalvelden bij elkaar.
De ree slaapt in het beschutte bos in een kuil in de grond. Zo'n kuil wordt, net zoals bij bijvoorbeeld de haas, een leger genoemd. Ook gedurende de dag is hij meestal in zijn leger te vinden.
Het blaffen van het ree, ook wel 'schrikken' genoemd is een laag, blaffend geluid. Een ree maakt dit geluid als het iets bijzonders waarneemt waarvan het niet thuis kan brengen wat het is. Hij alarmeert daarmee ook de andere reeën.
In de wintermaanden bestaat het voedsel van de edelherten hoofdzakelijk uit grassen, heidescheuten en dennennaalden, maar ze schillen ook de bast van de bomen, vooral als schraalhans keukenmeester is. Van belang is het vochtgehalte van het voedsel; hoe sappiger de bast, hoe beter.
Vingerhoedskruid, ridderspoor, duizendblad, gouden regen, kerstroos, monnikskap en taxus zijn voorbeelden van veel voorkomende planten. Deze planten bevatten giftige bestanddelen waar kleine kinderen, volwassen en soms ook dieren beter niet mee in aanraking kunnen komen.
Heb je vaak ongewenst duiven of meeuwen op bezoek? Met pinnen, draden (met zwakstroom) en netten kun je de vogels weren van je balkon, dakgoot of vensterbank. Bij duivenoverlast kun je ook een duiventil (laten) plaatsen: de duiven vinden dan op een andere, betere plek eten en rust waardoor de overlast afneemt.
Vogels voeren
Om de vogels in je tuin een handje te helpen kun je ze bijvoeden. Vogels houden van een veelzijdig menu. Voer ze bijvoorbeeld zaden, pinda's en vetbollen, maar ook rozijnen en fruit. Geef geen vloeibare olie, margarine of zoute producten; dit is niet goed voor vogels en kan gevaarlijk zijn.
Kies voor bomen en struiken van hier
Ze slaan gemakkelijker aan en houden het beter vol. Plant bijvoorbeeld sporkehout (vuilboom), wilde lijsterbes, hazelaar, winterlinde, veldesdoorn. Onze insecten, vogels en dieren zijn op deze soorten aangepast en kunnen er volop voedsel of nestgelegenheid vinden.