niet-vlinderbloemigen zoals grassen, rogge, bladrammenas, gele mosterd en phacelia worden gebruikt als groenbemester omdat ze het organische stofgehalte in de bodem sterk verhogen. grassen hebben een sterk ontwikkeld wortelstelsel.
Daarnaast zorgen groenbemesters ervoor dat onkruid minder kans krijgt en trekken ze nuttige insecten en vlinders aan. Facelia (Phacelia tanacetifolia), mosterd (Sinapis alba), witte- en rode klaver (Trifolium) en grasachtigen zijn veel toegepaste groenbemesters.
Voor het eerste teeltdoel zijn Japanse haver en gele mosterd de aangewezen groenbemesters. Engels- en Italiaans raaigras kunnen ook als groenbemester worden toegepast voor het vastleggen van organische stof. Houd bij deze grassen wel rekening met de volgvrucht.
Wikke (Vicia sativa). Bedekt de grond niet helemaal goed (wieden), bevriest gemakkelijk en levert een goede hoeveelheid stikstof. Ze kan tot eind augustus worden gezaaid en is dus wel heel interessant na de oogst van bijvoorbeeld aardappelen, uien, etc.
De rode incarnaatklaver wordt zowel als groenbemester en als drachtbloem voor bijen en hommels gebruikt. Zaaien in de vollegrond direct na de oogst of op niet gebruikte percelen. Niet uitdunnen. Door de vorming van een breedvertakte wortelmassa maakt Rode Klaver de bodem los en doorlaatbaar.
Enkele soorten maken een goede kans: Raapstelen Bladkool: Tsoisam, Amsoi, Kailan Spinazie (Amsterdams Reuzenblad) Rucola (niet de wilde) Barbarakruid Saladini Groenbemesters: wintertarwe, winterrogge, bladrammenas, gele mosterd, winterkoolzaad, nootzoetraapzaad.
Voor kleigronden dat de groenbemester uiterlijk 1 september is ingezaaid en minimaal 8 weken (56 dagen) moet blijven staan. Een uitzondering is er voor groene braak en als de groenbemester minimaal tien weken in het groeiseizoen op het land staat als aansluitend daarop een volggewas wordt geteeld.
Groenbemesters activeren het bodemleven en helpen zo mee om de bodem gezond te houden. De toplaag van de bouwvoor zit vol met nuttige bacteriën, schimmels, protozoa, bodeminsecten en wormen. Groenbemesters helpen het bodemleven in stand te houden en dragen daardoor bij aan bodemweerbaarheid en gezondheid.
Groenbemesting is een manier van bemesten waarbij levend 'groen' plantenmateriaal in de bodem wordt gewerkt, waar het afsterft en zo voedend organisch materiaal in de grond brengt. De vruchtbaarheid en de structuur van de grond worden er sterk door verbeterd.
Rogge is zeer geschikt als groenbemester en wordt veel gezaaid na de late oogst. De combinatie van 80% rogge en 20% tarwe zorgt voor een snelle kieming en beginontwikkeling door de rogge. In combinatie met de tarwe zorgt dit voor een beter onder te ploegen gewas, dit door de iets tragere groei van de tarwe.
Gele mosterd, inkarnaatklaver en Japanse haver kun je zaaien tot en met september.
Groenbemesters. Rechtstreeks zaaien: Blauwe lupine, Gele mosterd, Boekweit, Japanse Haver, Phacelia en Serradelle.
Je kunt de groenbemesters inwerken in de grond wanneer ze hun werk gedaan hebben. Maar je kunt ze ook het ook terug maaien en gebruiken als mulch om je bodem te bedekken.
Phacelia zaaien is mogelijk van maart tot half augustus, op rijen met een afstand van 30 cm, in augustus verminderen tot 20 cm, omdat de plant dan minder uitgroeit. Hoogte ongeveer 70 cm. Vriest 's winters dood. Zaaidichtheid: 10 kg/ha.
Limagrain brengt NemaRedux op de markt om aaltjes te bestrijden. 'De hoofdcomponent multiresistente bladrammenas Doublet geeft de hoogste bestrijding van bietencyste- en chitwoodi aaltjes. Het mengsel is aangevuld met raketsla en facelia', geeft Jos Groot Koerkamp aan.
De klaver brengt stikstof in de bodem, wat een belangrijke voedingsstof is voor veel gewassen. Verder zorgen groenbemesters ervoor dat de bodem gedurende de winter minder uitspoelt en dat onkruid minder kans krijgt.
Gele mosterd wordt gezaaid vanaf begin augustus tot eind september. De hoeveelheid zaaizaad bedraagt 15 tot 25 kg per ha, afhankelijk van zaaitijdstip en duizendkorrelgewicht (5 tot 10 gram). De rijenafstand is 10 tot 25 cm en de zaaidiepte 2 tot 3 cm. Dichter zaaien geeft een snellere grondbedekking.
Doordat onrijpe mais veel minder geschikt als veevoer, moeten boeren extra krachtvoer kopen, wat hen op kosten jaagt. De koeien en varkens verteren onrijpe mais veel slechter, waardoor er meer methaan en ammoniak in de mest zit en dat is weer slecht voor het milieu.
Maisteelt op zand- en lössgrond heeft een groot risico voor uitspoeling, vooral voor stikstof. Er blijft veel stikstof in de bodem achter, wat nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu. Na de oogst van mais op zand- en lössgrond moet u een vanggewas telen. Dit is om stikstofuitspoeling te voorkomen.
Groenbemesting is het telen van planten op een stuk grond om deze vervolgens onder te ploegen of te mulchen. Dit wordt gedaan om het percentage organische stof en het stikstofgehalte in de bodem te verhogen. Een deel van die organische stof wordt in de bodem omgezet in humus.
Steeds meer biologische telers doen ervaring op met het zaaien van wintergraan. De over het algemeen hogere opbrengsten, goede gezondheid, een mooie doorworteling van de grond en een vroegere oogst zijn aspecten die het zaaien van wintertarwe het overwegen waard maken.
Deze groenbemester is niet vorstgevoelig, geeft een snelle en goede grondbedekking en zeer goede doorworteling. Het houdt de bodem bedekt gedurende de winter, is effectief tegen erosie en doeltreffend in het vastleggen van stuifgevoelige grond. Na de winter is het gewas 20 à 40 cm. hoog en kan het gemaaid worden.
Zaai winterrogge 2-3 cm diep, op rijen van 12,5-25 cm. Hoe kleiner de rijafstand, hoe sneller het gewas de bodem bedekt. Breedwerpig zaaien is ook mogelijk. Winterrogge heeft een matige grondbedekking, en het kan belangrijk zijn om het ingezaaide areaal één of twee keer te schoffelen.