De klassieke oudheid begint gewoonlijk met de archaïsche periode van het oude Griekenland, Oudgrieks: Ἑλλάς, in de 8e eeuw v.Chr.en eindigt met de val van het West-Romeinse Rijk in 476 na Chr. Centraal staat daarbij de geschiedenis van het oude Griekenland en het oude Rome.
In de klassieke periode (600-300 v Chr.) bevoeren de Grieken (naast de Atheners ook de koloniën in Klein-Azië en Italië) o.a. de Egeïsche Zee en versloegen er hun Perzische vijand. Alexander de Grote verspreidde de Griekse cultuur over het gehele gebied. Zo'n 300 jaar voor Christus kwam de Romeinse Republiek op.
De periode laat zich kenmerken door de opkomst van een aantal grote rijken en beschavingen, waaronder het Oude Egypte, het Hellenistische rijk van Alexander de Grote en het Romeinse Rijk.
De periode van ongeveer 750 v.Chr.tot 500 na Christus wordt vaak de klassieke oudheid genoemd. Dit begrip heeft betrekking op de Griekse en Romeinse beschavingen en laat eerdere Mesopotamische en Egyptische beschavingen buiten beschouwing.
Romeins Rijk
De basis is een tunica: een mouwloos kledingstuk, lang tot de knieën, van linnen of katoen, met een gordel. Vrouwen dragen verder een wollen gewaad (de stola), bijeengehouden met een speld, een fibula. Rijke vrouwen hebben ingewikkelde kapsels.
tijdvak 7: tijd van pruiken en revoluties (1700-1800) tijdvak 8: tijd van burgers en stoommachines (1800-1900) / tijdvak 9: tijd van de wereldoorlogen (1900-1950)
De afgelopen 11 duizend jaar leefden we in het tijdperk Holoceen, maar wetenschappers zeggen nu bewijs te hebben gevonden dat we inmiddels in een nieuw geologisch tijdperk zitten: het Antropoceen.
Als eindpunt wordt gewoonlijk het jaar 476 vooruitgeschoven, namelijk de val van het West-Romeinse Rijk, dat meteen een andere periode, de (vroege) middeleeuwen, inleidde. Deze periode is heel belangrijk geweest voor het Westerse denken in het algemeen en speciaal ook voor de literaire cultuur.
De klassieke periode is een periode in de geschiedenis van Griekenland tussen ca. 500 en 323 v. Chr. De Perzische Oorlogen worden als het begin van deze periode gezien, terwijl de dood van Alexander de Grote en het einde van zijn veroveringstocht van Perzië het einde van deze periode inluidt.
De kenmerkende aspecten van de tijd van de Grieken en de Romeinen beslaan slechts een klein deel van die periode, namelijk de tijd tussen ongeveer 500 voor Christus en 500 na Christus. Deze tijd wordt de klassieke oudheid genoemd, omdat toen de Griekse en Romeinse beschavingen hun hoogtepunt kenden.
De term 'middeleeuwen' werd ook geboren tijdens de Renaissance. De middeleeuwen werden gezien als een periode tussen de klassieke oudheid en de huidige tijd, die de klassieke oudheid idealiseerde en weer terughaalde.
De periodes zijn de prehistorie, oude nabije oosten, klassieke oudheid, middeleeuwen, vroegmoderne tijd, moderne tijd en de hedendaagse tijd.
De middeleeuwen (letterlijk tussenliggende eeuwen) (ca. 500 tot ca. 1500) vormen, in de historiografische indeling of periodisering van de geschiedenis van Europa, de periode tussen de klassieke oudheid en de vroegmoderne tijd.
- Muisklik: Deze tijd duurde van 1700 tot 1800. Het is de 18e eeuw.
'gouden eeuw' | 1600 tot 1700
het streven van vorsten naar absolute macht; de bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek; wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie; de wetenschappelijke revolutie.
Tegenwoordig zien we de Middeleeuwen als de periode tussen 500 en 1500 na Christus. De Renaissance kwam in de periode 1500-1600 helemaal tot zijn recht, maar was al ongeveer 100 tot 150 jaar daarvoor ontstaan in Italië.
Perioden verschillen van tijdvakken, maar hebben wel met elkaar te maken. Perioden worden opgedeeld in tijdvakken. Tijdvakken zijn speciaal gecreëerd voor het onderwijs om het verleden op te delen in stukjes. Deze stukjes maken het verleden overzichtelijker en daardoor makkelijker te leren.
Kenmerkende aspecten: Het voeren van twee wereldoorlogen. Verwoestingen op niet eerder vertoonde schaal door massavernietigingswapens en de betrokkenheid van de burgerbevolking bij oorlogvoering.
De vrouwen droegen ruim geplooide lange jurken die om het middel met een koord waren ingesnoerd. Daaraan hing vaak, onder hun schort, ook een buideltje. Zij droegen vaak een aantal onderrokken waardoor ze dikker leken. Dat duidde op een goede gezondheid en misschien wel zwangerschap en dus vruchtbaarheid.
– Romeinen droegen ook al ondergoed.
Zowel de mannen als de vrouwen droegen een soort slip of onderbroek, die subligar heet. De Romeinse vrouw kon ook een stevige band om haar buste dragen, als een soort bh.
Mondaine mannen en vrouwen kleedden zich in die tijd met rijkelijk gebrocheerde, gedamasceerde of geborduurde zijde met schitterende kleuren en patronen. Het silhouet van de vrouwen werd gevormd door korsetten en hoepelrokken die varieerden naargelang de periode.