Het derde millennium v. Chr. loopt vanaf 3000 tot 2001 v. Chr.
De 30e eeuw v. Chr. (van de christelijke jaartelling) is de 30e periode van 100 jaar gerekend vanaf het begin van de jaartelling, dus bestaande uit de jaren 3000 tot en met 2901 v. Chr.
De 20e eeuw v. Chr. (van de christelijke jaartelling) is de 20e periode van 100 jaar, dus bestaande uit de jaren 2000 tot en met 1901 v.
Chr. De 3e eeuw v. Chr. (van de christelijke jaartelling) is de 3e periode van 100 jaar, dus bestaande uit de jaren 300 tot en met 201 v.
Het jaar 200 v. Chr. is een jaartal in de 2e eeuw v. Chr.
De 4e eeuw v. Chr. (van de christelijke jaartelling) is de 4e periode van 100 jaar, dus bestaande uit de jaren 400 tot en met 301 v. Chr.
Een jaartelling begint met de eerste eeuw, gevolgd door de tweede eeuw en zo verder. De eerste eeuw bestaat uit de eerste honderd jaren, en begint met het jaar 1 en eindigt als er 100 jaren voorbij zijn, dus met het jaar 100. De tweede eeuw begint met het jaar 101 en eindigt met het jaar 200.
De Oude Grieken is de benaming die men gebruikt voor de inwoners van Griekenland in het tijdperk van de menselijke geschiedenis dat wij nu de Oudheid noemen. In deze tijd bestond Griekenland zoals we dat tegenwoordig kennen nog niet, en bestond het uit allerlei verschillende stadstaatjes.
in de Griekse geschiedenis, een periode van grote culturele bloei. De stadstaat Rome werd ongeveer gelijktijdig een republiek. Als einde van de klassieke oudheid gold lange tijd 476. In dat jaar zette Odoaker, een Germaanse legeraanvoerder, de laatste Romeinse keizer van de westelijke rijkshelft af.
Het Romeinse Rijk werd eerst geregeerd door koningen (het Romeinse Koninkrijk), daarna werd het geregeerd door de senaat en consuls (de Romeinse Republiek) en tot slot waren de keizers de baas (het Romeinse Keizerrijk).
In de vruchtbare sikkel, waar ongeveer 10.000 jaar geleden de landbouw werd uitgevonden, ontstond de Sumerische beschaving (ca. 4500 v. Chr.). Deze wordt als de eerste beschaving ter wereld gezien.
De oudste menselijke bewoners in Nederland waren waarschijnlijk neanderthalers die aan het einde van het Midden-Pleistoceen (0,465-0,128 Ma) en het Laat-Pleistoceen (0,128-0,0115 Ma) in Noordwest-Europa verbleven. De oudst bekende sporen in Nederland dateren uit het Midden-paleolithicum, ca.
Deze gebieden werden in de Middeleeuwen aangeduid als de 'Lage Landen' of (nog tot de 18e eeuw) onder het pars pro toto 'Vlaanderen'. Pas in de 15e eeuw, als het gebied een staatkundige eenheid is geworden, duikt de benaming 'Nederlanden' voor het eerst op.
In de vruchtbare sikkel, waar ongeveer 10.000 jaar geleden de landbouw werd uitgevonden, ontstond de Sumerische beschaving (ca. 4500 v. Chr.). Deze wordt als de eerste beschaving ter wereld gezien.
Het Middelnederlands is een voorloper van de moderne Nederlandse taal. Het werd tussen 1200 en 1500 in het huidige Nederlandse taalgebied gesproken. Middelnederlands was de opvolger van het Oudnederlands. Het Noord-Middelnederlands wordt vooral door niet-taalkundigen ook wel Diets genoemd.
Al in de middeleeuwen werd uitgegaan van een driestandenschema van de geestelijkheid als eerste stand, de adel als tweede stand en de boeren als derde stand, waar later ook wel de burgerij onder werd gerekend.
Van dorp tot stad
Nieuwe steden ontstonden op verschillende manieren, bijvoorbeeld dat ze bij het water of bij belangrijke wegen lagen. Ook bij belangrijke kerken bij handelsplaatsen en bij een kasteel werden steden gebouwd. Vaak ontstond een stad ook door handelaren.
Gewoonlijk wordt de teloorgang van het West-Romeinse Rijk in de 4e en 5e eeuw n. Chr. en de daarmee samenvallende Grote Volksverhuizing aangenomen als de overgang van de oudheid naar de middeleeuwen.
Bij alle vormen van koken werd in de middeleeuwen gebruikgemaakt van open vuur, kookplaten verschenen pas in de 18e eeuw. Ovens werden wel gebruikt, maar ze waren duur om te maken en werden alleen maar gebruikt in grote huishoudens of bakkerijen.
Mazout (Vlaams) is een mengsel van cola en bier.
Van zware rokers is de levensverwachting gemiddeld 13 jaar korter dan van mensen die nooit hebben gerookt. Matige rokers (minder dan twintig sigaretten per dag) verliezen naar schatting 9 levensjaren, lichte rokers (niet dagelijks roken) 5 jaren.
Het hoogste percentage rokers (ruim 38 procent) was te vinden in de leeftijdsgroep tussen de 20 tot 30 jaar. Meer dan 60 procent van de rokers in deze leeftijdscategorie zei dagelijks te roken. In de leeftijdsgroepen boven de 30 was het percentage rokers kleiner, maar 75 tot 85 procent rookte dagelijks.
Het gaat hier om: maximaal 5 gram cannabis (wiet, hasj); maximaal 5 hennepplanten.