C , ook do genoemd, is de naam van een van de stamtonen en de grondtoon van de toonladder in C-majeur (Do groot). In de westerse muziek wordt met de do meestal gerefereerd aan de centrale do of C4 (eengestreept octaaf).
Dat wil zeggen, een re is altijd een hele toonhoogte boven de do, maar welke toonhoogte een do (en daardoor ook re) precies heeft, ligt niet vast. Dit is een groot verschil met het A-B-C. De C bijvoorbeeld ligt wel vast en is altijd een specifieke toon met een exacte geluidsfrequentie.
De Guidonische lettergrepen zijn de oud-Latijnse benamingen van de zes tonen van het hexachord, ut-re-mi-fa-sol-la, een groep van zes opeenvolgende tonen uit de diatonische toonladder. De zes benamingen werden in de 11e eeuw bedacht door Guido van Arezzo.
We gebruiken de eerste 7 letters van het alfabet om de muzieknoten een naam te geven: A, B, C, D, E, F en G. Als je die op een piano speelt, gebruik je de witte toetsen, en die noemen we de stamtonen. In het rijtje A B C D E F G klinkt A het laagst, en G het hoogst.
Een muzieknoot noteer je op de lijnen (dan loopt de lijn door de noot heen) of tussen de lijnen van de notenbalk. Deze komen overeen met de witte toetsen van de piano. Hoe hoger de noot klinkt, hoe hoger deze op de notenbalk staat. Hoe lager de noot klinkt, hoe lager op de notenbalk.
Maatsoort
Het vertelt je hoeveel tellen er in een maat zitten. Het bovenste getal vertelt je hoeveel tellen er in de maat zitten, het onderste getal vertelt je welke tel de tel eenheid is, dus welke noot je als 1 tel moet beschouwen. Een kwart noot is in een vierkwartsmaat dus 1 tel, en daar zitten er 4 van in 1 maat.
De G (ook wel sol, of so genoemd) is een muzieknoot die een hele toon hoger ligt dan de F en een hele toon lager dan de A. Op een piano-klavier ligt de G bij de drie zwarte toetsen steeds tussen de eerste en de tweede zwarte toets. Bij een zessnarige gitaar is de vierde snaar gestemd in G.
Die 7 verschillende notennamen zijn de eerste 7 letters uit het alfabet: A – B – C – D – E – F – G. En als je deze alle 7 hebt gehad begin je gewoon weer opnieuw: A – B – C – D – E – F – G – A – B – C – D – E – F – G enz.
Het interval tussen de eerste en de achtste toon in een toonladder heet een octaaf. Het woord octaaf is afkomstig van het Griekse woord okta, dat acht betekent. De twee noten waartussen een octaaf klinkt hebben dezelfde naam; een octaaf klinkt bijvoorbeeld tussen een a en de eerstvolgende a daarboven of -onder.
De nootnamen van de zwarte toetsen Zoals je ziet, bevindt een zwarte toets zich altijd tussen 2 witte toetsen. De zwarte toets die in de onderstaande figuur door een rode pijl wordt aangeduid, bevindt zich bijvoorbeeld tussen de noten C en D.
Noten leren lezen kan je vergelijken met het leren van een nieuwe taal. Sommige mensen leren het snel, anderen hebben er iets meer moeite mee. Het notenschrift is een vrij eenvoudig en logisch systeem. Iedereen kan dit leren begrijpen.
Iemand die al over een beetje kennis van de piano en muzikaliteit beschikt, kan in vier maanden piano leren spelen. Een beginner kan hetzelfde in zes maanden doen. In deze vier of zes maanden ontdekt de beginnend muzikant alleen de basis van het instrument.
Deze blog gaat helemaal over de muzieknoot de centrale C. Deze toon wordt aangeduid als C4, vanwege zijn positie als de vierde C-toets op een piano met 88 toetsen. De noot heeft een frequentie van 261.6 Hz.
De langste notenduur die in onze tijd in het algemeen gebruikt wordt is de hele noot. Vaak wordt daar een waarde van vier tellen aan toegekend als de teleenheid de kwartnoot is. In vroeger eeuwen hebben nog langere notenwaarden dan de hele noot bestaan. Een oude naam voor de hele noot is de semibrevis.
Een halve noot duurt in een 4/4 maat 2 tellen (volgens het onderste cijfer). Staat er een punt achter, dan komt de helft erbij.
Een halve noot staat tot een kwartnoot als 2:1 in tijdsduur. Er passen dus twee kwartnoten in één halve noot. Er passen dus ook vier kwartnoten in een hele noot. Een kwartnoot staat tot een achtste noot als 2:1 in tijdsduur.
De viool- of G-sleutel is het teken aan het begin van de notenbalk dat bepaalt dat de noot door het tweede lijntje van onder als de toon g klinkt.
G7 akkoord spelen
Dit is een akkoord dat spanning opbouwt, die wordt opgeheven op het moment dat een C akkoord daarop volgt. Met het G7 akkoord kun je dus goed door moduleren naar de toonladder van C. Zo speel je het G7 akkoord op de piano: G B D F.
De linker zwarte toets van het groepje van drie zwarte toetsen, zit tussen de F en de G in. Deze zwarte toets krijg je door de F te verhogen of de G te verlagen. Vanaf de F is deze toets met een halve afstand verhoogt. De toets krijgt dan de naam Fis.
7 witte: De noten A, B, C, D, E, F, G. 5 zwarte: Deze zitten tussen de witte toetsen in en zijn een halve toon, ook wel kruizen en mollen genoemd.
Amandelen behoren officieel niet tot de noten, maar tot de groep fruit. Andere voorbeelden van noten die eigenlijk geen noten zijn, maar zaden of vruchten: Cashewnoot. Pistachenoot.
Om de G-sleutel te tekenen begin je onderaan de notenbalk en eindig je met een krul op de 2e lijn van de notenbalk. Op deze plaats is de “G” noot gelegen. Nu weten we welke toon hoort bij de noot op die tweede lijn van de notenbalk.
Laat je leerling bij ieder stukje die hij of zij oefent de notennamen onder de noten schrijven. Tijdens het oefenen is het belangrijk dat je leerling de notennamen mee gaat zingen. Op die manier raken ze nog meer vertrouwd met de noten en worden ze zich bewust van wat ze aan het doen zijn.