Achter 'es gibt' komt een
Veelgestelde vragen over de Duitse naamvallen
Ze kunnen bijvoorbeeld het onderwerp, meewerkend voorwerp en lijdend voorwerp van een zin uitdrukken. In de Duitse taal wordt onderscheid gemaakt tussen de eerste naamval (nominatief), tweede naamval (genitief), derde naamval (datief) en vierde naamval (accusatief).
Als een werkwoord een voorzetsel als voorvoegsel heeft wordt de 3e naamval gebruikt. beiwohnen, mitteilen, e.d. Sie wohnt der Sitzung bei. Ich habe ihm (meewerkend voorwerp) etwas mitgeteilt.
Het wederkerend voornaamwoord staat in de 4e naamval wanneer er géén lijdend voorwerp in de zin staat. Ich wasche mich. Zodra er wél een lijdend voorwerp (voorbeeld: “die Haare”) in de zin staat, staat het wederkerend voornaamwoord in de 3e naamval. Voorbeeld: Ich wasche mir die Haare.
De vocatief (Latijn: vocativus; vocare = roepen) of vijfde naamval is de naamval die wordt gebruikt als iemand of iets wordt aangesproken.
De accusatief of vierde naamval gebruik je voor het lijdend voorwerp in een zin. De controlevraag bij de accusatief is: wie of wat + gezegde + onderwerp? De accusatief wordt ook gebruikt voor tijdsaanduidingen zonder voorzetsel, en na het voorzetsel über + bepaald tijdsbestek.
auf en über (in de betekenis 'over'): vrijwel altijd 4e naamval. alle andere voorzetsels uit deze categorie: 3e naamval.
Girma werd in 1988 geboren in Oakland, Californië in een Eritrese immigrantenfamilie . Haar vader Girma Kidane Adgoy werd geboren in Addis Abeba, Ethiopië en haar moeder Saba Gebreyesus werd geboren in Asmara.
Naamvallen: Er bestaan in het Spaans geen naamvallen. Deze worden meestal uitgedrukt in voorzetsels of in de zinsopbouw. Meervoudsvorming: Aan de meeste zelfstandige naamwoorden, die op een klinker eindigen, wordt een „-s“ toegevoegd.
Traditioneel worden voor het (historische) Nederlands vier naamvallen onderscheiden: de eerste naamval (of: nominatief) is de onderwerpsvorm; de tweede naamval (of: genitief) kan meestal m.b.v. het voorzetsel van worden omschreven (bijvoorbeeld het Wapen der Infanterie); de derde naamval (of: datief) wordt gebruikt als ...
Je vertaalt hem meestal als een bijvoegelijke bepaling, dus met door/op/met/bij/in.
uitdrukt, dan volgt de vierde naamval. Indien het werkwoord + keuzevoorzetsel geen van deze uitdrukt, dan geldt de 7/2 regel: an, hinter, neben, in, unter, vor en zwischen krijgen de derde naamval en auf en über krijgen de vierde naamval.
Het Engels is veel makkelijker dan het Duits: het heeft tenminste geen naamvallen. Nederlanders denken bij naamvallen aan Duitse voorzetselrijtjes en verbuigingen van lidwoorden en zelfstandige naamwoorden.
Er zijn zes naamvallen (soms zeven, één naamval, de locativus, is in het Klassiek Latijn rudimentair geworden) en een uitgebreid stelsel van tijden en toestanden voor het vervoegen van werkwoorden.
Ook het onderscheid dat we bij de persoonlijke voornaamwoorden maken tussen de onderwerpsvorm en de niet-onderwerpsvorm, is terug te brengen tot het verschil tussen de eerste naamval (nominatief) en de derde of de vierde naamval (datief of accusatief): ik - mij, jij - jou, hij - hem, zij - haar, wij - ons, zij - hun/ ...
Dich wordt gebruikt voor het lijdend voorwerp/accusatief, en dir zou worden gebruikt voor het meewerkend voorwerp/dativ.
De vierde naamval (accusatief)
De vierde naamval wordt gebruikt voor lijdende voorwerpen. Ook wordt deze naamval gebruikt: Altijd na de voorzetsels bis, durch, entlang, für, gegen, ohne, um. Soms na de voorzetsels an, auf, hinter, in, neben, über, unter, vor, zwischen.
Deze voorzetsels krijgen de 3e naamval als je kunt vragen: wo? (waar) of wann? (wanneer). Deze voorzetsels krijgen de 4e naamval als je kunt vragen: wohin? (waarheen).
Laten we eerst eens kijken naar zelfstandige naamwoorden in het Engels. Het Engels had honderden jaren geleden een echt zelfstandig naamwoordensysteem, maar tegenwoordig is het alleen nog in onze voornaamwoorden te vinden : She gives the ice cream to him. Then he gives the chocolate sprinkles to her.
Über krijgt, afhankelijk van de zin, de derde of de vierde naamval (resp. datief en accusatief). In Nederland en België heeft het woord een negatieve klank, omdat mensen het associëren met de term übermensch en ander jargon dat de nazi's gebruikten om hun vermeende superioriteit mee te verantwoorden.