In de NEN-EN-ISO 6009:1994/C1:2008 staat de kleurcodering voor identificatie van naalden voor eenmalig gebruik beschreven. Gebruik voor subcutane injecties een dunne naald: diameter 0,4 – 0,6 mm.
20G = 0.9 mm, 22G = 0,7 mm, 23G = 0,6 mm, 25G = 0,5 mm en 26G = 0,45 mm. Disposable injectienaalden hebben diverse lengtes en diktes. De te gebruiken maat is afhankelijk van de injectiemethode (intracutaan, subcutaan, intramusculair, intraveneus), de injectietechniek (bv.
Voor het opzuigen wordt een speciale optreknaald gebruikt. Deze heeft een grotere diameter en een speciale punt die geen gaten achterlaat in een rubberen stop na het optrekken. De driedelige injectiespuit dient voor het opzuigen en/of inspuiten van een vloeistof en is verkrijgbaar met Luer of Luer Lock aansluiting.
De techniek is als volgt. Verplaats met de ene hand huid en onderhuidse bindweefsel van de injectieplaats 2-3 cm zijwaarts en fixeer de huid tijdens de injectie. Dien met de andere hand de injectie toe. Injecteer het medicijn en wacht 10 seconden, terwijl je de huid opzij houdt.
- zo langzaam mogelijk inspuiten ! - injecteren in bovenbeen en bil: buitenste, bovenste kwadrant. Zie ook plaatjes! - niet wrijven na injectie: vergroot kans op blauwe plekken en beursheid, vergroot kans op lokale overgevoeligheid.
Zorg dat alle vloeistof in het onderste deel van de ampul zit. Houdt (met een gaasje) de bovenkant van de ampul tussen duim en wijsvinger, met uw duim op de aangegeven stip. Breek de ampul van u af open. Duw/draai de roze naald op de spuit, steek de naald voorzichtig in de ampul en trek de vloeistof op in de spuit.
Naaldlengtes voor intramusculaire injecties zijn meestal 7/8 tot 1-1 / 2 inch. Bij subcutane injecties is een naald van 1/2 tot 5/8 inch nodig. Intradermale injecties vereisen een naaldlengte van 3/8 tot 3/4 inch.
Voor een intramusculaire injectie worden bij voorkeur naalden van een lengte van 25 mm (1 inch) gebruikt. Onderzoek laat zien dat bij gebruik van kortere naalden de injectie vaak niet intramusculair terecht komt. Voor subcutane injecties zijn naalden met een lengte van 16 mm (5/8-inch) het meest geschikt.
Voor intramusculaire injecties wordt een iets dikkere en langere naald gebruikt. Bijvoorbeeld de 0,8 x 25mm of de 0,8 x 40mm (groene naald) voor volwassenen en de 0,8 x 16mm (groene naald) voor kinderen. De lengte van de naald wordt ook bepaald door de dikte van de onderhuidse bindweefsellaag.
Aanbevelingen volwassenen. Naalden van 4, 5 en 6 mm kunnen worden gebruikt voor iedere volwassen patiënt, ook bij obese patiënten; in het algemeen hoeft hier geen huidplooi genomen te worden, vooral niet bij de 4 mm.
Indien het medicijn kant-en-klaar in de flacon zit: a Verwijder de beschermhuls van de opzuignaald. b Zuig een hoeveelheid lucht in de spuit die overeenkomt met de voorgeschreven dosering. c Steek de naald door de rubber dop van de flacon en spuit de lucht in.
Bij een onkundige injectietechniek kan de injectievloeistof te diep of juist niet diep genoeg geïnjecteerd worden. Dat kan leiden tot weefselschade of onbedoelde subcutane of intramusculaire injecties.
Pak de huidplooi op de prikplaats tussen duim en wijsvinger. De huid moet schoon zijn, maar hoeft niet ontsmet te zijn, tenzij dit zo met u is afgesproken. Steek de naald in één beweging in de huidplooi waarbij u de spuit rechtop houdt, de naald moet helemaal in de huid geprikt worden.
Bij ventrogluteaal injecteren, injecteer je in de middelste bilspier (gluteus medius). Deze spier ligt iets meer naar de zij-/voorkant dan de grote bilspier. Om de juiste injectieplaats voor deze spier te bepalen maak je een denkbeeldige driehoek op de heup en injecteer je in het midden van die denkbeeldige driehoek.
Volgens informatie van BD Medical, een grote fabrikant van injectienaalden, worden naalden ook wel gemaakt uit een opgerolde stalen plaat die aan één kant is dichtgelast. Dat is een ander manier om een pijp te maken. Zo'n in elkaar gelaste pijp wordt op dezelfde manier opgerekt tot een naald van de goede afmeting.
Om de werking van de insuline goed te kunnen sturen, is het van belang dat de insuline in het onderhuidse vetweefsel wordt geïnjecteerd (subcutane injectie) en niet in de spier. Als de insuline in een spier wordt geïnjecteerd, kan er ernstige hypoglykemie optreden.
Complicaties/Bijwerkingen
Na het spuiten kan een blauwe plek ontstaan. Deze verdwijnt na enkele dagen. Ontstekingen op de plaats van injectie. Allergische reactie op het toegediende medicijn.
Bij subcutaan injecteren, kun je verschillende technieken hanteren: huidplooi techniek onder een hoek van 45 tot 60 graden en loodrecht techniek (90 graden) met huidplooi zonder huidplooi. Beide technieken worden in deze cursus behandeld.
U kunt pijn op de plaats van injectie hebben, maar dat trekt snel weer weg. Een enkele keer kunt u puistjes op gezicht en romp krijgen. Raadpleeg dan uw arts.
Zelfstandig bevoegd binnen eigen deskundigheidsgebied
BIG-geregistreerde physician assistants, tandartsen, verloskundigen, klinisch technologen, geregistreerd-mondhygiënisten en verpleegkundig specialisten Algemene Gezondheidszorg (AGZ) zijn ook 'zelfstandig bevoegd' voor het toedienen van een injectie.
Een van de mogelijke complicaties is het per ongeluk aanprikken van een bloedvat. Wanneer de medicatie dan toch ingespoten wordt, kan dit direct in het bloedvat terecht komen. In ernstige gevallen leidt dit mogelijk tot shock of coma.