In de praktijk worden roze (20 G) en blauwe (22 G) naalden het meest gebruikt, ze zijn vrijwel iedere toepassing geschikt2.
Oranje is 2,0 millimeter, grijs 1,7 millimeter, wit 1,4 millimeter, groen 1,2 millimeter, roze 1,0 millimeter, blauw 0,8 millimeter, geel 0,6 millimeter en zwart 0,5 millimeter. Groen, blauw en roze zijn de meest voorkomende kleurcodes, omdat infuusnaalden in deze diktes het vaakst worden gebruikt.
Prik onder ongeveer 30 graden door de huid. Wacht dan 1 seconde en oriënteer je opnieuw op de vene. Die kan van plaats verschoven zijn bij deze patiënt. Als je weer weet waar de vene zit verklein je de aanprikhoek naar 15 graden en 'schiet' de infuuscanule met hoge snelheid de vene in.
Een vleugelnaald wordt gebruikt voor subcutane toepassing of kortdurende intraveneuze toediening in een perifeer bloedvat. Deze vleugelnaalden hebben een actief veiligheidsmechanisme. Bij het verwijderen van de naald moet het mechanisme worden ingedrukt, vervolgens verdwijnt de naald in de huls.
In 19 procent van de gevallen lukt het de eerste keer niet om een infuus aan te brengen, omdat de patiënten zogenoemde 'moeilijke aders' hebben. Van Loon toonde aan dat met behulp van echografie dat percentage kan worden teruggebracht tot zeven procent.
Een perifeer infuus, ook wel perifeer veneus infuus genoemd (vene betekent ader), komt het meest voor. Dit infuus gaat in de onderarm of de handrug. Wanneer de aders moeilijk te prikken zijn, gaat het infuus in de plooi van de elleboog. Hier is het bloedvat groter.
Een mogelijke complicatie na een infuus is aderontsteking (flebitis). Hierbij is het bloedvat waar het infuus heeft ingezeten ontstoken. Een aderontsteking kenmerkt zich door irritatie en roodheid van de insteekplaats van het infuus. De ontsteking kan uitbreiden naar naastliggende aders.
Een vlindernaald wordt subcutaan op de buik geplaatst. Het infuus blijkt op deze locatie minder vatbaar te zijn voor accidentele verwijdering en wordt door patiënte met rust gelaten.
1. Wat is een Venflon ? Venflon is een perifere intraveneuse catheter met een bijsluitpoort voor naaldloze medicatietoediening. afwachting van de MUG, reeds een venflon plaatsen, medicatie IV toedienen en spoelen met fysiologisch serum.
Een intraveneuze (iv) canule is een infuusnaald (ook wel een venflon genoemd) die in een ader 'intraveneus' wordt ingebracht. De flexibele vleugels zorgen voor stabiliteit van de venflon wat meer comfort biedt voor de patiënt. De venflon is voor éénmalig gebruik en is in diverse maten verkrijgbaar.
a Pak met de niet-injecterende hand een brede huidplooi op. b Pak met de andere hand de vleugelnaald of de kunstof canule. c Breng de vleugelnaald of de kunststof canule halverwege de huidplooi onder een hoek van 30° - 45° in. d Laat de opgenomen huidplooi los.
Aders kunnen om verschillende redenen moeilijk te vinden zijn. Bij een obese of oedemateuze patiënt liggen de aders vaak dieper en zijn ze minder goed zichtbaar; bij ondervulde patiënten zijn de aders minder goed gevuld en dus kleiner en bij een patiënt met een donkere huidskleur zijn de aders minder goed zichtbaar.
Open eind katheter (perifere canules, katheters zoals Hickman, Broviac, Raaf); er is een directe verbinding tussen de infusievloeistof en de bloedbaan. Regelmatig flushen zal verstopping voorkomen. Zorg dat tijdens het flushen de katheter niet samengedrukt wordt want daardoor kan bloed terugstromen.
Bij een infuus krijg je een prik, waarbij na de prik een heel dun plastic buisje in je bloedvat blijft zitten en de naald er weer uit gaat. De prik kan pijn doen. We kunnen, als je dat zou willen, van tevoren een speciale pleister op je huid plakken die zorgt dat je de prik minder voelt.
De shunt wordt bij voorkeur aangelegd in de niet-dominante arm; dit is de arm die u het minste gebruikt. Als uw bloedvaten beschadigd of niet gezond zijn, ontwikkeld de shunt zich moeizaam. Hierdoor is het mogelijk dat de shunt slecht kan functioneren.
Kruimelpad. Lucht in de bloedsomloop kan een levensgevaarlijke situatie veroorzaken. Bij volwassenen ontstaan weliswaar pas verschijnselen als 50-100 ml lucht in de bloedbaan terecht komt.
Zodra bekend is in welke arm de shunt wordt aangelegd, dient u er op te letten dat in die arm geen bloed geprikt wordt of een infuus wordt aangebracht. Ook bloeddruk kan men niet aan deze arm meten. Dit alles om de vaten te beschermen, teneinde een zo goed mogelijk functionerende shunt te krijgen.
Thorax, subclaviculaire regio links of rechts van het borstbeen in het gebied tussen sleutelbeen en borst of lager dan de borst (bij ernstig vermagerde patiënten, de naald niet te diep evenwijdig aan de tussenribspieren steken, zodat er geen long aangeprikt kan worden).
indien bloedafname niet lukt op de bovengenoemde manieren kan in enkele gevallen bloed door middel van een vingerprik worden afgenomen, in enkele gevallen wordt er een infuusnaald geplaatst als er op meerdere tijdstippen bloed moet worden afgenomen (functietesten).
Te lange stuwing kan leiden tot hemolyse en bijmenging van weefsel vocht. Vraag de patiënt een vuist te maken. die immuun gecompromitteerd is; dit dient de behandelend arts aan te geven. Ook bij afname van bloedkweken dient er gedesinfecteerd te worden.
De WIP1-richtlijnen doen geen uitspraken over de frequentie van het verwisselen van de (vleugel)naald of de kunststof canule bij een subcutaan infuussysteem. Experts adviseren om de naald/canule eens per 7-10 dagen te verwisselen2. Fabrikanten adviseren om eens per 3-4 dagen de canule te verwisselen.
Spataderen zijn verwijde aders in de benen. Ze zien eruit als blauwe, kronkelige en soms bobbelige aders. Ze ontstaan doordat de kleppen in de aders niet goed sluiten en er bloed terugstroomt. Je kunt last krijgen van pijnlijke benen of kuiten, met name na lang staan.