Belangrijke personen binnen deze organisatie waren Jan Meulenbelt, Hetty Voûte en Gisela Söhnlein, allen student. Zij werkten nauw samen met een Amsterdamse studentengroep die zich ook bezighield met het redden van joodse kinderen.
Miep Gies, haar echtgenoot Jan Gies, Bep Voskuijl, haar vader Johan Voskuijl, Johannes Kleiman en Victor Kugler waren de vrienden en het kantoorpersoneel die hielpen met zaken als boodschappen, kleding, medicijnen, boeken en tijdschriften. Voor de onderduikers waren zij vaak het enige contact met de buitenwereld.
In de Tweede Wereldoorlog moesten vooral Joodse mensen onderduiken. Naast Joodse mensen moesten ook Zigeuners, Katholieken, verzetsstrijders, Jehova getuigen, homoseksuelen en andere mensen die het niet eens waren met Hitler erg goed uitkijken. Soms moesten zij ook onderduiken.
Het verbergen van personen op een adres waar zij niet geregistreerd stonden. In sommige gevallen werden geheime ruimtes gecreëerd waar de onderduikers zich moesten schuilhouden. In andere gevallen (vooral bij kinderen) namen zij deel aan het 'pleeggezin'.
Wie waren de helpers? De bekendste helper van de onderduikers is Miep Gies, de secretaresse van Otto Frank. Zij en haar man Jan nemen Otto ook in huis als hij na de oorlog de enige van de familie blijkt te zijn die de verschrikkingen in de concentratiekampen heeft overleefd.
Aantal onderduikers in Nederland
Tijdens de oorlog zaten er in Nederland tussen de 300.000 en 330.000 mensen ondergedoken. Onder hen bevonden zich 28.000 Joden. Dit zijn er op het totale aantal onderduikers in verhouding misschien niet veel, maar op een Joodse gemeenschap van 140.000 mensen was het substantieel.
Tijdens de bezetting van Nederland duikt de Joodse Anne Frank in 1942 onder voor de nazi's. Na twee jaar wordt ze ontdekt. In 1945 sterft ze in concentratiekamp Bergen-Belsen.
Duitsland. Anne Frank, of voluit Annelies Marie Frank, werd in 1929 geboren in Frankfurt am Main. Haar ouders, Otto en Edith Frank zijn beiden joods en wanneer de nazi's aan de macht komen in Duitsland besluit vader Otto om als eerste te emigreren naar Nederland.
Meestal zijn dat Johannes Kleiman, Victor Kugler en Bep Voskuijl. In het begin is Beps vader Johan Voskuijl er ook vaak bij. Ook Jan Gies (de echtgenoot van Miep) eet regelmatig mee, hoewel hij elders in de stad werkt.
Ze hielpen bijvoorbeeld Joden met onderduiken of drukten stiekem kranten. Soms deden ook kinderen mee met het verzet, omdat niemand hen verdacht. Ze brachten verboden kranten rond of gaven geheime berichten door. Verzetswerk was erg gevaarlijk en soms moesten verzetsmensen met hun kinderen onderduiken.
Van de 28.000 Joodse onderduikers in de Tweede Wereldoorlog worden er 8000 ontdekt en afgevoerd naar concentratiekampen. Ook Anne Frank en haar familie worden gearresteerd. Sommige onderduikers worden verraden door bekenden, die daar geld voor krijgen van de Duitsers.
Tijdens WOII duikt het gezin van Anne Frank ruim twee jaar onder in het Achterhuis met het gezin Van Pels en Fritz Pfeffer.
Kitty is het fictieve personage aan wie Anne uiteindelijk al haar dagboekbrieven richt. De naam Kitty komt uit een serie boeken die Anne leest. Dat zijn de boeken van de Nederlandse schrijver Cissy van Marxveldt. Die boeken gaan over het meisje Joop, dat met haar vriendinnenclub allerlei avonturen beleeft.
Het was de bedoeling om deze mensen uit te wisselen voor geld of Duitse krijgsgevangenen. Het werd ook wel “uitwisselkamp” genoemd en de omstandigheden waren hier iets beter: Iedereen mocht zijn of haar bagage houden (1 koffer/rugtas) evenals de eigen kleren (met jodenster! Vandaar de naam “Sterkamp”)
Het Achterhuis is een woning aan de Prinsengracht 263 in Amsterdam waar de Joodse familie Frank zat ondergedoken tijdens de Tweede Wereldoorlog en Anne Frank haar beroemde dagboek Het Achterhuis schreef.
Hannah Goslar (1928) en Anne Frank (1929) zijn boezemvriendinnen in de tijd dat de Tweede Wereldoorlog uitbreekt. Wanneer de familie Frank onderduikt, verliezen ze elkaar uit het oog. Drie jaar later, in 1945, volgt een bijzondere ontmoeting tussen de twee meisjes in het concentratiekamp Bergen-Belsen.
Eigenlijk laat het leven in zo'n kamp zich nauwelijks beschrijven. Het dagelijks leven van de gevangenen werd beheerst door angst, gebrek aan hygiëne, honger, oververmoeidheid, gedwongen arbeid, gebrek aan ruimte en heel vaak ook door het verdriet om vermoorde of vermiste familieleden of vrienden.
Anne overleed in Bergen-Belsen, maar niet in een gaskamerHaar moeder is overleden aan uithongering, haar zus overleed aan tyfus en ze leefde in de veronderstelling dat haar vader Otto ook was overleden. Een paar dagen na de dood van haar zus overleed ook Anne aan tyfus, in maart 1945.
Otto krijgt het dagboek van Anne
Aan de hoop dat Anne en Margot de concentratiekampen overleefd hebben, komt in juli 1945 een einde.
De meeste mensen kwamen in Auschwitz-Birkenau aan per trein, vaak na een dagenlange reis in goederenwagons. In 1944 werd de spoorlijn tot in het kamp nabij de gaskamers doorgetrokken en werd het vernietigingsproces nog grootschaliger uitgevoerd.
In 1939 breekt de Tweede Wereldoorlog uit met de Duitse inval in Polen. Op 10 mei 1940 vallen Duitse troepen Nederland binnen. Binnen 5 dagen is de strijd afgelopen. De Nederlandse regering gaat in ballingschap en vestigt zich in Londen.
De reis duurt minstens drie dagen en drie nachten. Via Duitsland komt de trein uiteindelijk in Polen aan. Hier bouwen de Duitsers concentratiekampen. De grootste en meest beruchte daarvan is kamp Auschwitz.
Fritz Pfeffer voegt zich in november 1942 als achtste onderduiker bij de families Frank en Van Pels in het Achterhuis. Als eenling belandt hij tussen twee gezinnen, met de puberende Anne als kamergenoot.
De laatste aantekening in het dagboek van Anne dateerde van 1 augustus 1944. Drie dagen later, op 4 augustus, viel de Sicherheitsdienst het huis binnen. Alle onderduikers werden gearresteerd en afgevoerd. Eerst werden ze naar kamp Westerbork in Drenthe gebracht, van waaruit ze getransporteerd worden naar Auschwitz.
Er woonden in totaal acht mensen in het huis: Otto en Edith Frank (Anne's ouders), Anne's oudere zus Margot, Fritz Pfeffer (schuilnaam in Annes dagboek was Albert Dussel) hij was een joodse tandarts, en de heer en mevrouw van Pels met hun zoon Peter (schuilnaam in Annes dagboek was fam. Van Daan).