Bij spinale pijnbestrijding worden pijnstillers (meestal morfine in combinatie met andere pijnstillende geneesmiddelen) via een slangetje, katheter genoemd, in de spinale ruimte binnen in het ruggenwervelkanaal gebracht (zie tekening).
Spinaalkar Omwille van de medicatieveiligheid is in de operatiekamer een zogeheten spinaalkar in gebruik. De spinaalkar bevat normaliter alleen medicijnen die nodig zijn voor spinale anesthesie (lidocaïne, bupivacaïne en articaïne).
Bij een ruggenprik, remifentanil pompje en pethidine injectie worden opiaten gebruikt. Dit zijn sterke pijnstillers. Opiaten hebben bijwerkingen en daarom zijn meestal extra controles nodig. Denk hierbij aan metingen van je hartslag, bloeddruk en ademhaling.
Via de naald worden een zeer krachtige ontstekingsremmer (corticosteroïd) en een verdovend geneesmiddel ingespoten, die in de epidurale ruimte rechtstreeks in contact komen met de pijnlijke zenuw. Deze behandeling heeft als doel de pijn te verminderen en plaatselijk de ontsteking en zwelling weg te nemen.
De anesthesioloog gebruikt hiervoor een combinatie van medicijnen, zoals slaapmiddelen, pijnstillers en soms ook spierverslappers. Deze schakelen tijdelijk het bewustzijn, de pijngevoeligheid en de spierkracht in het hele lichaam uit. De medicijnen worden toegediend via een infuus of een mondkapje.
Bij langdurig gebruik van propofol is hypertriglyceridemie beschreven. Het zogenaamde propofol infusie syndroom is bij volwassen patiënten beschreven met de volgende kenmerken: ernstige metabole acidose, rhabdomyolyse, myoglobinurie, nierfalen en irreversibel hartfalen.
Er zijn vijf hoofdklassen van anesthetica: intraveneuze (IV) anesthetica, inhalatie-anesthetica, IV sedativa, synthetische opioïden en neuromusculaire blokkerende middelen . Elke klasse heeft specifieke sterke en zwakke punten bij het bereiken van het primaire doel van algehele anesthesie.
Epidurale medicijnen vallen in een klasse van geneesmiddelen die lokale anesthetica worden genoemd (voorbeelden zijn: bupivacaïne, chloorprocaïne en lidocaïne ) en kunnen in combinatie met narcotica worden toegediend (voorbeelden zijn: fentanyl en sufentanil) om de benodigde dosis lokale anesthetica te verlagen.
Deze ruggenprik is een combinatie van 2 soorten. De spinale ruggenprik verdooft het onderlichaam tijdens de operatie. De epidurale ruggenprik zorgt vervolgens voor pijnstilling in de dagen na de operatie via een dunne katheter (slangetje) in de rug. Als u wilt, kunt u tijdens de operatie wakker blijven.
Een epiduraal/ intrathecaal katheter is een dun flexibel kunststof slangetje dat wordt ingebracht tussen de ruggenwervels tot in de zogenaamde epidurale/intrathecale ruimte (zie afbeelding). Via de katheter worden pijnstillers (meestal morfine en een verdovend middel) in de epidurale/intrathecale ruimte ingebracht.
Er kan een bloedstolsel ontstaan/loslaten (trombose/embolie), of een bloedvat kan ontsteken. Soms kunt u last krijgen van een verdoofd gevoel of tintelingen op de prikplek door schade aan een zenuw.
U heeft vaak te weinig kracht in de benen om te kunnen staan. In het Amsterdam UMC beschikken we over een ruggenprik (epiduraal), injecties met een morfine achtig middel en een Remifentanil-pompje. De ruggenprik is de meest effectieve manier van pijnstilling. Deze wordt aan u gegeven door de anesthesioloog.
Door epidurale anesthesie worden de bloedvaten in de onderste helft van je lichaam wijder, hierdoor kan de bloeddruk dalen. Om dit te voorkomen krijg je al voor het inbrengen van de epidurale katheter extra vocht via een infuus.
Geïnjecteerde stoffen
Bupivacaïne (Marcaïne) is het meest gebruikte plaatselijke verdovingsmiddel, hoewel lidocaïne (lignocaïne), tetracaïne, procaïne, ropivacaïne, levobupivicaïne, prilocaïne of cinchocaïne ook gebruikt kunnen worden.
Onder lokale verdoving of plaatselijke verdoving wordt verstaan, het injecteren van verdovingsvloeistof rondom het te opereren huidgebied, waardoor het huidgebied plaatselijk verdoofd wordt. Welk geneesmiddel wordt gebruikt voor de verdoving? Als verdovingsmiddel of injectievloeistof wordt Lidocaïne gebruikt.
Het voordeel van spinale anesthesie is dat het middel snel werkt en alle onaangename sensaties onderdrukt die tijdens het opereren kunnen optreden, zoals pijn aan de huid en de spieren en het gevoel van duwen en trekken aan baarmoeder en buikvlies.
Normaal gesproken mag u binnen 6 uur na de operatie weer vloeistoffen drinken en mogelijk mag u na 24 uur ook weer licht eten.
Daarvoor zijn pijnstillers nodig die de hersenen onverschillig maken voor pijn. Hiervoor worden medicamenten gebruikt die verwant zijn aan morfine (de zogenaamde opiaten). Vaak wordt ook medicatie toegediend om de spieren te verslappen (curare).
Achtergrond: Intraveneuze (IV) sedatie-analgesie wordt vaak gebruikt bij patiënten met chronische ruggengraatpijn die diagnostische spinale injectieprocedures ondergaan. De medicijnen die worden gebruikt voor intraveneuze sedatie-analgesie produceren verschillende gradaties van sedatie, amnesie, anxiolyse, spierontspanning en analgesie.
De meest gebruikte steroïden bij epidurale injecties zijn dexamethason, betamethason, methylprednisolon en triamcinolon . De keuze van het middel en de dosering is gebaseerd op patiëntfactoren, de reactie op eerdere injecties, het gebied van de wervelkolom dat wordt geïnjecteerd en de epidurale benadering.
Het minder goed functioneren van de blaas waardoor blaascatheterisatie nodig kan zijn.Bloeddrukdaling waardoor je een misselijk of duizelig kunt zijn. Dit kan direct behandeld worden door medicijnen via het infuus. Jeuk als bijwerking van de medicijnen die toegediend worden via de epidurale katheter.
De bekendste zijn paracetamol en NSAID's ( zoals Ibuprofen, Diclofenac of Naproxen). In sommige gevallen is het nodig om kortdurend opioïden toe te voegen om de ergste pijn na een ingreep te overbruggen (zoals Oxycodon, Tramadol, Dipidolor of Morfine).
Geïnhaleerde anesthetica omvatten twee verschillende klassen chemicaliën: lachgas en gehalogeneerde middelen . Gehalogeneerde middelen die momenteel in gebruik zijn, omvatten halothaan (Fluothane ® ), enfluraan (Ethrane ® ), isofluraan (Forane ® ), desfluraan (Suprane ® ) en sevofluraan (Ultane ® ).
Anesthesie. Om algehele anesthesie te induceren, is propofol het medicijn dat bijna uitsluitend wordt gebruikt, aangezien het natriumthiopental grotendeels heeft vervangen.