De navigatielichten op de zijkanten van een schip (en een vliegtuig) hebben verschillende kleuren: aan bakboord rood, aan stuurboord groen. Deze lichten helpen andere schippers de beweegrichting en bak- en stuurboordzijde van een naderend schip te bepalen in het donker.
In Frankrijk spreekt men van babord. En als je nu nog niet weet welke kant bakboord is en welke stuurboord; een ezelsbruggetje. Als je met je neus naar de punt van het schip staat zit baKboord linKs, en stuuRboord Rechts.
De navigatielichten op de zijkanten van een schip hebben verschillende kleuren: aan bakboord rood, aan stuurboord groen. Dezelfde kleuren vindt men ook aan vliegtuigen.
De termen "bakboord" en "stuurboord" komen uit het Oudnoors; dit is de Scandinavische taal van de middeleeuwen, die de Vikingen destijds spraken. De Vikingen stuurden hun houten schepen met een roeiriem, die aan het rechterboord was bevestigd. Dat was dus stuurboord.
Stuurboord is het tegenovergestelde van bakboord. Hiermee bedoelen we de rechterzijde van een boot.
Net als bij een rood stoplicht geeft de rode kleur de stuurman aan dat hij geen vrije vaart heeft – een uitwijkmanoeuvre kan nodig zijn. Ziet de stuurman daarentegen een groen licht, dan kan hij met een gerust hart koers houden, want het andere schip moet voor hem uitwijken.
De navigatielichten op de zijkanten van een schip (en een vliegtuig) hebben verschillende kleuren: aan bakboord rood, aan stuurboord groen. Deze lichten helpen andere schippers de beweegrichting en bak- en stuurboordzijde van een naderend schip te bepalen in het donker.
Wie heeft voorrang op het water? Degene aan stuurboordwal (rechts) gaat voor. Kleine schepen moeten voorrang verlenen aan grote schepen (groter dan 20m), passagiersschepen, veerponten en sleepboten. Beroepsvaart gaat voor pleziervaart.
· Loef wijkt voor lij.
Deze regel gaat op als zeilschepen elkaar kruisen en ze beiden het zeil over dezelfde boeg hebben staan. Het schip dat aan de loefkant (waar de wind vandaan komt) ligt t.o.v. het andere schip, moet voorrang verlenen.
Het beste antwoord. Antifouling Door "fouling" veroorzaakte roest. Fouling is de ongewenste aangroei van microscopisch kleine organismen, mosselen en algen op de scheepsromp onder het wateroppervlakte. Om het schip hiertegen te beschermen gebruikt men een antifouling.
De richting van het vaarwater
Laterale betonning zijn de rode en groene boeien die je op een rij op ongeveer gelijke afstand in het water ziet liggen. De markering kan ook als een walbaken op de oever staan. Ze geven de richting en breedte van het vaarwater aan.
Aldus bakboord. Ten slotte: waarom gebruiken de Engelsen portside? Het roerblad moest vrij blijven bij aanleggen in de haven of port, waardoor men altijd met de kant aan de kade lag die als vanzelf portside ging heten.
De boeg is het voorste deel van een schip/boot. De boeg vormt de voorste punt in de voorsteven. Het merendeel van de boegen hebben als doel de scheepsweerstand te verminderen en stampen van het schip te verminderen.
Een klein zeilschip met het zeil over bakboord heeft voorrang op een klein zeilschip met het zeil over stuurboord. Varen ze met het zeil over dezelfde boeg, dan moet het loefwaartse schip voorrang verlenen aan het lijwaartse schip.
Grotere boten gebruiken een stuurwiel (soms zelfs meerdere), hiermee kost het minder kracht om het roerblad te bewegen. Als je het stuurwiel naar rechts beweegt gaat het roerblad naar rechts en de boot draait ook naar rechts.
Wat is stuurboordwal? Je spreekt alleen over stuur- of bakboordwal op een vaarweg. Dus, een rivier, kanaal of een betonde vaargeul. In principe is alle vaarwater rechts van het midden stuurboordwal.
Als je iemand tegemoet vaart, geldt net als op de weg dat je rechts moet houden. Als je niet aan de rechterkant van het water vaart, wijk dan uit naar rechts. Zit je midden op een meer, dan gelden de normale regels, dus klein wijkt voor groot, een kano wijkt voor een zeilboot en een motorboot wijkt voor een kano.
Zeilschepen hebben voorrang op motorboten
Een kleine motorboot (tot 20 meter) moet voorrang verlenen aan een klein zeilschip (tot 20 meter) of een roeiboot, als hun koersen kruisen en geen van de boten aan stuurboordwal vaart.
Met vaarbewijs 1 mag je op rivieren, kanalen en kleine meren varen. In Nederland bestaat dit uit bijna alle binnenlandse wateren zoals bijvoorbeeld de Rijn, de Lek en de IJssel. Let wel op, het IJsselmeer, het Markermeer en de Waddenzee zijn hiervan uitgezonderd.
Op het water geldt voor snelle motorboten een landelijke maximumsnelheid van 20 km/h, tenzij ter plekke iets anders is aangegeven. Er zijn veel plaatsen waar de snelheid afwijkt. Op brede rivieren en grote meren mogen kleine schepen vaak sneller varen.
Zo passeert u een pont
Een klein schip moet voorrang verlenen aan een vertrekkende, kerende of overstekende veerpont, conform artikel 6.23 lid 3 van het Binnenvaartpolitiereglement (BPR).
Bakboord is de linkerzijde van het vaartuig, stuurboord de rechterzijde maar dan moet u wel aan boord van achteren naar voren kijken. Het rode navigatielicht zit aan bakboord en groene aan stuurboord. Een eenvoudig ezelsbruggetje is GRAS ofwel Groen Rechts Aan Stuurboord.
Verlichting boot | Zeilboot
Wij raden aan om een extra zaklamp of wit licht mee te nemen aan boord. Wanneer je 's nachts ten anker gaat dien je het rondom schijnend witte licht te tonen, hetzelfde als bij de motor boot. Wanneer het schip groter is dan 7 meter moet je ook de boordlichten en het heklicht voeren.
De lampen voor goedgekeurde top- en boordlichten zijn elk 25 Watt sterk, die voor het heklicht 10 Watt. Vaar je veel in het donker dan moet je daar met de accucapaciteit dus rekening mee houden.