Aaltjes zijn leidend bij de keuze van het type groenbemester voor vader en zoon Krol. Ze willen in hun aardappelen geen Trichodorus spp of Meloidogyne chitwoodi. Na de vorst werken ze de groenbemesters in met een frees of een schijveneg. Vaak moeten ze in het voorjaar of in februari de groenbemester voorbewerken.
Daarnaast zorgen groenbemesters ervoor dat onkruid minder kans krijgt en trekken ze nuttige insecten en vlinders aan. Facelia (Phacelia tanacetifolia), mosterd (Sinapis alba), witte- en rode klaver (Trifolium) en grasachtigen zijn veel toegepaste groenbemesters.
Gele mosterd, inkarnaatklaver en Japanse haver kun je zaaien tot en met september.
Enkele soorten maken een goede kans: Raapstelen Bladkool: Tsoisam, Amsoi, Kailan Spinazie (Amsterdams Reuzenblad) Rucola (niet de wilde) Barbarakruid Saladini Groenbemesters: wintertarwe, winterrogge, bladrammenas, gele mosterd, winterkoolzaad, nootzoetraapzaad.
Voor kleigronden dat de groenbemester uiterlijk 1 september is ingezaaid en minimaal 8 weken (56 dagen) moet blijven staan. Een uitzondering is er voor groene braak en als de groenbemester minimaal tien weken in het groeiseizoen op het land staat als aansluitend daarop een volggewas wordt geteeld.
Je kunt de groenbemesters inwerken in de grond wanneer ze hun werk gedaan hebben. Maar je kunt ze ook het ook terug maaien en gebruiken als mulch om je bodem te bedekken.
Phacelia zaaien is mogelijk van maart tot half augustus, op rijen met een afstand van 30 cm, in augustus verminderen tot 20 cm, omdat de plant dan minder uitgroeit. Hoogte ongeveer 70 cm. Vriest 's winters dood. Zaaidichtheid: 10 kg/ha.
Groenbemesters activeren het bodemleven en helpen zo mee om de bodem gezond te houden. De toplaag van de bouwvoor zit vol met nuttige bacteriën, schimmels, protozoa, bodeminsecten en wormen. Groenbemesters helpen het bodemleven in stand te houden en dragen daardoor bij aan bodemweerbaarheid en gezondheid.
Groenbemesters. Rechtstreeks zaaien: Blauwe lupine, Gele mosterd, Boekweit, Japanse Haver, Phacelia en Serradelle.
Groenbemesting is een manier van bemesten waarbij levend 'groen' plantenmateriaal in de bodem wordt gewerkt, waar het afsterft en zo voedend organisch materiaal in de grond brengt. De vruchtbaarheid en de structuur van de grond worden er sterk door verbeterd.
Winterrogge dient namelijk ook als meststof (groenbemester). Als je in het voorjaar de moestuin gaat klaarmaken voor het komende seizoen, spit je de winterrogge onder de grond. Hierdoor breng je veel structuur in de grond. Overigens moet je er nog wel compost bij gebruiken, want de rogge is in feite onvolgroeid stro.
De plant kan goed tegen droogte, maar maakt dan alleen stuifmeel aan en geen nectar, dus dan krijg je minder vlinders. De plant is eenjarig. Hij zal doodgaan door vorst in de winter.
Die groei is zelfs zo snel, dat onkruid amper de kans krijgt en net als andere planten wordt onderdrukt. Phacelia is een meer dan uitstekende onkruidbestrijder.
Phacelia zaaien als snijbloem
Dan zaai je de zaden zo'n 10 cm uit elkaar en 1 cm diep. Houd ongeveer 30 cm afstand tussen rijen. Na een paar weken is het aan te raden om de jonge plantjes uit te dunnen op 30 cm afstand. Je kunt de bloemen plukken wanneer je wil.
Groenbemesters kunnen de bodemvruchtbaarheid op peil houden of verbeteren door het toevoegen van organische stof. Goed ontwikkelde groenbemesters vertegenwoordigen een aanzienlijke hoeveelheid biomassa, die na inwerken een belangrijke bijdrage aan de organische stofvoorziening van de bodem kan leveren.
Een groenbemester is een plant die gebruikt wordt om de bodem te verbeteren. In andere woorden: de plant wordt niet gezaaid om later te kunnen oogsten maar wordt alleen gezaaid met als doel de grond te verbeteren. Na verloop van tijd wordt de groenbemester ondergespit.
Steeds meer biologische telers doen ervaring op met het zaaien van wintergraan. De over het algemeen hogere opbrengsten, goede gezondheid, een mooie doorworteling van de grond en een vroegere oogst zijn aspecten die het zaaien van wintertarwe het overwegen waard maken.
De oplossing is een mengsel van Westerwolds met Italiaans raaigras, SoilCover. Dit mengsel bestaat uit het snelst kiemende zaad. Hierdoor is maar één zak zaad per hectare nodig. 21 kg per hectare geeft evenveel planten als 150 kg rogge.
Maisteelt op zand- en lössgrond heeft een groot risico voor uitspoeling, vooral voor stikstof. Er blijft veel stikstof in de bodem achter, wat nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu. Na de oogst van mais op zand- en lössgrond moet u een vanggewas telen. Dit is om stikstofuitspoeling te voorkomen.
Doordat onrijpe mais veel minder geschikt als veevoer, moeten boeren extra krachtvoer kopen, wat hen op kosten jaagt. De koeien en varkens verteren onrijpe mais veel slechter, waardoor er meer methaan en ammoniak in de mest zit en dat is weer slecht voor het milieu.