Dit zijn o.a. Acer negundo, Acer saccharinum, Alnus incana, Betula nigra, Betula pubescens, Carpinus betulus, Carya spec., Euonymus europaeus, Fraxinus pennsylvanica, Liquidambar styraciflua, Platanus x hispanica, Salix alba, Salix sepulcralis 'Chrysocoma'.
Kersenbomen en pruimenbomen bloeien beide wit en zijn volkomen winterhard. Abrikozen, perziken en amandel hebben roze bloesems. Deze fruitbomen plant je het best op een warme en beschutte plaats.
Bij fruitbomen is een bepaald instinct vereist. Als je te veel water krijgt, kan de smaak van de vrucht sterk worden afgezwakt. Als fruitbomen echter niet van voldoende water worden voorzien, worden ze gestrest door droogte en vormen ze in het ergste geval geen bloemen of werpen ze de vruchten vroegtijdig af.
Dit zijn o.a. Acer negundo, Acer saccharinum, Alnus incana, Betula nigra, Betula pubescens, Carpinus betulus, Carya spec., Euonymus europaeus, Fraxinus pennsylvanica, Liquidambar styraciflua, Platanus x hispanica, Salix alba, Salix sepulcralis 'Chrysocoma'.
De meeste groenten blijven maar één of twee seizoenen in je moestuin terwijl de meeste fruitbomen 30, 40 jaar tot wel 100 jaar oud kunnen worden. De levensduur van fruitbomen is natuurlijk ook wat afhankelijk van de verzorging en grootte. Hoe ouder een boom kan worden, hoe groter hij wordt.
Nog kleiner dan een laagstam, zijn de zogenaamde mini fruitbomen, dwerg fruitbomen, of zuilfruit boompjes. Niet alleen vertakken ze al vanaf heel laag, maar ze blijven ook erg smal. Ideaal voor als je echt weinig ruimte hebt, of voor in een pot of bak. Zuilvormige fruitbomen worden ook wel Ballerina fruitbomen genoemd.
Als je kiest voor een fruitboom zoals de Malus d. Gloster appelboom, heb je er dubbel plezier van. Deze boomsoort geeft heerlijk sappige appels met een prachtige, donkerrode kleur. Met een voedingsrijke bodem kun je rekenen op een zeer krachtige, snelgroeiende boom die ook geschikt is voor de kleine tuin.
Het juiste moment
Fruitbomen kun je planten van november tot eind maart, wanneer ze in rust zijn. De beste periode is november, na het vallen van het blad. Perziken en abrikozen vormen hierop een uitzondering. Deze bomen plant je pas in maart, omdat de jonge bomen vorstgevoelig zijn.
Dek de grond af met stro, afgestorven blad, houtsnippers of takjes. Dit noemen we ook wel een mulchlaag. Dit houdt de toplaag mooi vochtig en verbetert de waterhuishouding in de grond!
Appels en kersen verkiezen een zandgrond terwijl peren een iets nattere grond verdragen. Fruitbomen hebben licht nodig en worden best noord-zuid geplaatst. Peren zijn het minst vorstgevoelig, daarom worden deze vaak aan de buitenzijde geplaatst.
Water geven
Bij extreme en lange hittegolven met droogte is het verstandig om af en toe 's avonds flink water te geven. Hangt je jonge linde er slapjes bij: geef water! Eenmaal op leeftijd, vanaf een jaar of vijf, kan de Winterlinde juist heel goed tegen droogte.
Klimaatmodellen voorspellen dat de aarde op sommige plaatsen met droogte te maken krijgt. En dat betekent weinig goeds voor de walnoot. De boom houdt niet van natte voeten, maar extreme droogte trekt-ie ook niet.
Peer, perzik en abrikoos hebben echt een zonnige en beschutte plek nodig. Appels, kersen en pruimen kunnen met iets minder zon toe, maar dan worden de vruchten wel wat minder lekker.
Veel ervaring heb je alvast niet nodig, om je eigen fruit te kunnen kweken. Appels, peren, pruimen, kersen en krieken zijn prima beginnersbomen. Planten doe je van november tot maart. Appelbomen houden van volle zon en losse, rijke grond; op arm zand, zware klei of winternatte en zure bodems plant je beter wat anders.
Hierbij valt onder meer te denken aan bramen, aardbeien, kersen, appels, peren, perziken en pruimen.
Ook de fruitsoort bepaalt hoe groot jouw boom wordt. Als half- of hoogstam nemen kweepeer, pruim, perzik en abrikoos de minste ruimte in. De grootte van appel- en perenbomen is rasafhankelijk en een walnotenboom neemt de meest ruimte in.
Kleinfruitsoorten die weinig snoeiwerk vragen zijn frambozen, trosbessen, bramen en taybessen. Fruitbomen die normaal geen snoei nodig hebben zijn abrikozen, pruimen en walnoten. Het beste is met houtig kleinfruit zoals trosbessen, kruisbessen, frambozen, bramen en taybessen te starten.
Dit wil zeggen dat ze stuifmeel van eenzelfde fruitsoort, maar van een ander fruitras nodig hebben om vruchten te vormen. Alle krieken, perziken, abrikozen, mispels, moerbei en andere fruitstruiken zijn zelfbestuivend. Van deze fruitsoorten heb je maar één exemplaar nodig voor een succesvolle bestuiving.
Een niet te zure, humusrijke bodem is ideaal voor fruitbomen en fruitstruiken. Je kan een lichte korrelige structuur aan je grond geven door er een organische bodemverbeteraar of Horta kwaliteitspotgrond onder te mengen. Zo kan de grond veel zuurstof opnemen en voedingsstoffen en water beter vast houden.
Al na enkele jaren geven de boompjes de eerste vruchten. Houd bij het planten van meerdere laagstam fruitbomen een afstand van 2,50 tot 4 meter aan. Laagstam fruitbomen kunnen 30 tot 40 jaar oud worden.
Mini fruitbomen worden vaak tussen de 1,50 en 3 meter hoog. Je kan de groei beperken door de bomen regelmatig te snoeien. Het is daarom belangrijk om altijd te vragen naar de geschatte volwassen hoogte, en niet alleen te kijken naar de huidige grote.