Kleinfruitsoorten die weinig snoeiwerk vragen zijn frambozen, trosbessen, bramen en taybessen. Fruitbomen die normaal geen snoei nodig hebben zijn abrikozen, pruimen en walnoten. Het beste is met houtig kleinfruit zoals trosbessen, kruisbessen, frambozen, bramen en taybessen te starten.
Veel ervaring heb je alvast niet nodig, om je eigen fruit te kunnen kweken. Appels, peren, pruimen, kersen en krieken zijn prima beginnersbomen. Planten doe je van november tot maart. Appelbomen houden van volle zon en losse, rijke grond; op arm zand, zware klei of winternatte en zure bodems plant je beter wat anders.
Als je kiest voor een fruitboom zoals de Malus d. Gloster appelboom, heb je er dubbel plezier van. Deze boomsoort geeft heerlijk sappige appels met een prachtige, donkerrode kleur. Met een voedingsrijke bodem kun je rekenen op een zeer krachtige, snelgroeiende boom die ook geschikt is voor de kleine tuin.
Voor appel- en perenbomen moet je er rekening mee houden dat die pas na 2 a 4 jaar na het aanplanten vruchten zullen geven. Kersenbomen zullen ietsje sneller vruchten geven pakweg na 2 a 3 jaar. Perzikbomen geven meestal meteen vruchten.
Nog kleiner dan een laagstam, zijn de zogenaamde mini fruitbomen, dwerg fruitbomen, of zuilfruit boompjes. Niet alleen vertakken ze al vanaf heel laag, maar ze blijven ook erg smal. Ideaal voor als je echt weinig ruimte hebt, of voor in een pot of bak. Zuilvormige fruitbomen worden ook wel Ballerina fruitbomen genoemd.
De gemiddelde perenboom produceert ongeveer 110-115 dagen na volle bloei vruchten die klaar zijn om te worden geoogst. In de meeste gebieden worden perenbomen geoogst van de late zomer tot de herfst (augustus tot oktober).
De Prunus cerasus (zure kers) geeft na twee jaar de eerste vruchten en de Prunus avium na vier jaar. De kersenboom staat bekend om haar prachtige bloei. De bloei in april met grote witte of roze bloemen aan de hangende takken zorgen voor een schitterend gezicht!
In Nederland worden diverse soorten fruit door mensen zelf geteeld. Hierbij valt onder meer te denken aan bramen, aardbeien, kersen, appels, peren, perziken en pruimen.
Het juiste moment
Fruitbomen kun je planten van november tot eind maart, wanneer ze in rust zijn. De beste periode is november, na het vallen van het blad. Perziken en abrikozen vormen hierop een uitzondering. Deze bomen plant je pas in maart, omdat de jonge bomen vorstgevoelig zijn.
Te natte grond is ook niet goed voor de perenboom. Perenbomen kunnen korte tijd natte grond verdragen, maar wanneer de grond te lang nat blijft, kan de boom last krijgen van een bacterie. Deze bacterie gaat dan in de knoppen zitten, waarna de knoppen afsterven. In het begin van de lente wil de boom graag wat kunstmest.
Een niet te zure, humusrijke bodem is ideaal voor fruitbomen en fruitstruiken. Je kan een lichte korrelige structuur aan je grond geven door er een organische bodemverbeteraar of Horta kwaliteitspotgrond onder te mengen. Zo kan de grond veel zuurstof opnemen en voedingsstoffen en water beter vast houden.
Pruimenbomen veel of weinig snoeien? Een pruimenboom die geen of weinig vruchten draagt, gaat door snoeien niet meer vruchten dragen! Het tegendeel zelfs! Snoeien bevordert de vegetatieve groei en hierdoor krijg je (iets) minder vruchten.
Peer, perzik en abrikoos hebben echt een zonnige en beschutte plek nodig. Appels, kersen en pruimen kunnen met iets minder zon toe, maar dan worden de vruchten wel wat minder lekker.
Dit wil zeggen dat ze stuifmeel van eenzelfde fruitsoort, maar van een ander fruitras nodig hebben om vruchten te vormen. Alle krieken, perziken, abrikozen, mispels, moerbei en andere fruitstruiken zijn zelfbestuivend. Van deze fruitsoorten heb je maar één exemplaar nodig voor een succesvolle bestuiving.
Ook de fruitsoort bepaalt hoe groot jouw boom wordt. Als half- of hoogstam nemen kweepeer, pruim, perzik en abrikoos de minste ruimte in. De grootte van appel- en perenbomen is rasafhankelijk en een walnotenboom neemt de meest ruimte in.
Vrijstaande appelboom in een kleine tuin
Wil je graag een vrijstaande appelboom, kies dan een dwergonderstam (M9, tot ca. 2,5 meter hoog). Plant je boom in de volle grond of in een grote pot of bak. Deze onderstam is ook geschikt voor step-over appels.
Hoe snel groeit een Malus domestica 'Elstar'? Een Malus domestica 'Elstar' heeft een gemiddelde groeisnelheid en zal uiteindelijk een hoogte bereiken van 5-8 m.
Kersenbomen en pruimenbomen bloeien beide wit en zijn volkomen winterhard. Abrikozen, perziken en amandel hebben roze bloesems. Deze fruitbomen plant je het best op een warme en beschutte plaats.
Een fruitboom heeft ook ruimte nodig om te kunnen groeien. Hoeveel ruimte een boom nodig heeft kun je zien aan de kroondiameter van de volwassen versie van die boom. Voor een pruimenboom is dit bijvoorbeeld 6 meter en een appelboom tussen de 10 en 12 meter.
In een kleine tuin is een laagstam (40 cm) of leivorm ideaal. Die neemt niet veel ruimte in. Een leivorm groeit tegen een schutting of muur aan. Minitree-appels groeien slank omhoog en hebben aan een halve vierkante meter genoeg.
Geschikte peren- en appelrassen:
Plant meerdere rassen door elkaar, dan is er een lagere infectiedruk van schimmelziekten! Gebruik geen sterkgroeiende hoogstammen of halfstammen voor een nauwe beplanting! Enkel zwakke of matig zwakke onderstammen zijn geschikt.
Deze dwergfruitbomen worden in een pot op je terras niet hoger dan 1,5 meter, en in de tuin zo'n 2 meter hoog. Ze zijn heel sterk en goed bestand tegen ziektes, en moeten niet gesnoeid worden. Ze dragen al heel snel, na 1 tot 2 jaar, vruchten.
Het duurt zo'n drie jaar voordat een perenboom groot genoeg is om peren te vormen. In het eerste en tweede jaar kun je in het vroege voorjaar en in het begin van de zomer wat bijmesten. Wacht nog even met snoeien, want hoe meer je snoeit, hoe harder de boom groeit, en dat zal de groei van de peren stagneren.