Een éénpolige schakelaar beschikt over 2 aansluitingen; 1 fasedraad en 1 schakeldraad. Bij deze schakeling wordt alleen de schakeldraad onderbroken. In dit geval loopt de schakeldraad naar de lamp, de draad wordt dan ook wel lampendraad (L) genoemd. De nul- en aardedraad wordt rechtstreeks met het lichtpunt verbonden.
Blauw = Nuldraad Bruin = Fasedraad Zwart = Schakeldraad Geel/groen = Aarde draad. Zoals u kunt zien op het plaatje gaat de bruine draad naar de schakelaar en naar het stopcontact. De blauwe gaat naar de lamp en naar het stopcontact. De zwarte is de schakeldraad tussen de schakelaar en de lamp.
De zwarte schakel draad vormt de verbinding tussen schakelaar en lamp. Zijn er meerdere zwarte draden dan is er sprake van een wissel schakelaar of een kruis schakelaar. De bruine draad vervoert de stroom van de schakelkast naar de lamp, de zwarte draad dient voor het onderbreken van de kring.
Begin altijd bij de eerste schakelaar. Koppel de blauwe draad van de schakelaar en de blauwe draad die naar de lamp loopt aan elkaar. Vervolgens bevestig jij de resterende kabels aan de schroeven. De bruine fasedraad of zwarte schakeldraad koppel je aan het schroefje waar 'L1' boven staat.
Schakeldraad. De schakeldraad is zwart van kleur. De schakeldraad komt altijd na een schakelaar en is als het ware een verlengde van de fasedraad die richting het plafond (de lamp) gaat. Op de schakeldraad staat alleen spanning als de schakelaar waar de schakeldraad op aangesloten zit, ook daadwerkelijk aan staat.
Verbind de blauwe draden van de toekomende kabel en de vertrekkende kabel naar de lamp met elkaar door middel van rapidklemmen. Sluit de bruine of de zwarte toekomende draad op de diepste schroef van de schakelaar aan (L1). De zwarte of bruine draad naar de lamp sluit je aan op de schroef die nog vrij is (1).
Bruin of zwart maakt niet uit. Ze mogen aan elkaar.
De schakeldraad zit vaak tussen de fasedraad en een elektrisch apparaat. Met een schakelaar wordt stroom van de fasedraad door de schakeldraad naar het elektrisch apparaat geleid. Je ziet de draad vaak bij lampen met een schakelaar.
De (bruine) fasedraad wordt gemonteerd op de gemerkte aansluitklem van de eerste wisselschakelaar (A); de (blauwe) nuldraad loopt rechtstreeks naar lamp. Van de lamp gaat een (zwarte) schakeldraad (lampedraad) naar de tweede wisselschakelaar (B) en wordt daar vastgezet op de gemerkte klem.
Geel/groen: Aardedraad dat zorgt voor ontlading en afvoer van spanning. Bruin: Fasedraad (aanvoerdraad van de stroom) Blauw: Nuldraad (afvoerdraad van de stroom) Zwart: Schakeldraad om schakelaars mee te bedienen.
Voor de werking maakt het niets uit. Maar de nul zit normaal op de schroefdraad van de fitting en de spanning op de stift, dit voorkomt dat je bij uitdraaien van een lamp onder spanning kan komen. Een aardlek kan altijd weigeren!
De nuldraad wordt ook wel nulleider genoemd. Het is een elektriciteitsdraad met een blauw omhulsel die zorgt voor de afvoer van stroom van elektrische apparaten. Vaak is de nuldraad elektrisch gekoppeld met de aarde en voert de nuldraad nauwelijks spanning ten opzichte van de aarde.
Een blauw stroomdraad noemt men ook wel de nuldraad. Een andere benaming voor de stroomdraad is mindraad. Waar op een bruin stroomdraad altijd spanning staat, geldt voor een nuldraad het tegenovergestelde: op deze stroomkabel staat geen spanning. De blauwe stroomdraad zorgt voor de afvoer van stroom uit uw woning.
Enkelpolige schakeling aansluiten
Een éénpolige schakelaar beschikt over 2 aansluitingen; 1 fasedraad en 1 schakeldraad. Bij deze schakeling wordt alleen de schakeldraad onderbroken. In dit geval loopt de schakeldraad naar de lamp, de draad wordt dan ook wel lampendraad (L) genoemd.
Er wordt vaak expliciet vermeld dat de rode kabel op de plus polen moet en de zwarte op de min polen. Maar waarom is dat zo? Beide kabels zien er (los van het kleurverschil) hetzelfde uit en het draad is in beide gevallen even dik.
Met een 2-polige lasklem kunt u twee draden verbinden. Met een 3-polige lasklem kunt u 3 stroomdraden verbinden of een bestaande draad splitsen. Om te testen of alles goed zit zijn er twee manieren, namelijk de groep weer inschakelen of een spanningsmeter gebruiken in het gaatje van de lasklem.
Elke schakelaar wordt vanuit een lasdoos met een bruine fasedraad en een zwarte schakeldraad voorzien. De zwarte schakeldraad loopt samen met een blauwe nuldraad door naar de lamp. Voor elk stopcontact wordt in een lasdoos een bruine fasedraad en een blauwe nuldraad afgesplitst.
Een schakeldraad mag namelijk zwart of grijs zijn. En dus niet bruin.
Fasedraad wordt met de letter 'L' aangeduid dat staat voor het Engelse woord 'live'. Er worden ook wel drie fasedraden gebruikt. Dan is de aanduiding L1, L2, L3 voor de verschillende schakeldraden. De afkorting 'N' staat voor het Engelse woord 'neutral'.
Let op dat u de juiste kleur draad met elkaar verbindt. Verbind de zwarte of bruine draad uit de lamp met de zwarte of bruine draad uit het plafond. Verbind de blauwe draden met elkaar en sluit tot slot, indien mogelijk, ook de geel-groene aardedraad aan.
Bevestig aan één van de contactpunten de stroom-aanvoerende bruine fasedraad (L) en aan het andere contactpunt de stroom-afvoerende blauwe nuldraad (N). Bevestig de geel/groene aardedraad aan de aardklem in het midden.