De cognitieve stoornissen kunnen verschillende domeinen betreffen: complexe aandacht, executieve functies, leervermogen en geheugen, taal, perceptueel-motorisch en sociaal-cognitief.
Een cognitieve stoornis is een stoornis in een of meer cognitieve functies. Dit kan problemen opleveren met het geheugen, taal, gedrag en het oplossen van problemen. Een cognitieve stoornis kan tijdelijk of blijvend zijn.
Cognitieve overprikkeling kan optreden als er teveel bewuste denktaken verricht (moeten) worden, zoals geheugentaken, leertaken, taken waar de aandacht voor nodig is of om iets te begrijpen. Of als informatie te snel wordt aangeboden voor het verwerkingstempo van de persoon.
Door spelenderwijs te leren vergroten kinderen hun wereld en slaan ze constant nieuwe informatie op. Ze onthouden het en maken dus gebruik van hun geheugen. In stappen zou je cognitieve ontwikkeling als volgt kunnen opsommen: aandacht -> waarnemen -> herinneren -> denken -> redeneren -> begrijpen.
Wat zijn cognitieve communicatiestoornissen (CCS)?
Denk hierbij aan een vertraagde informatieverwerking, moeite om figuurlijke taal te verwerken, of problemen in het waarnemen en denken.
Cognitieve stoornissen kunnen verschillende oorzaken hebben: ouder worden. stemmingsstoornissen zoals burn-out. ontwikkelingsstoornissen zoals ADHD.
De theorie van cognitieve belasting beschrijft hoe onze geheugenfuncties worden belast bij het leren. Deze theorie beschrijft de weg die prikkels afleggen voordat ze na binnenkomst via het korte termijngeheugen naar het lange termijngeheugen gaan.
In het kort. Soms zijn geheugenproblemen op oudere leeftijd ernstiger dan 'gewone' vergeetachtigheid, maar niet zo ernstig als bij dementie. Het kan ook zijn dat iemand het steeds lastiger vindt om overzicht te houden of eenvoudige handelingen uit te voeren. We spreken dan van milde cognitieve stoornissen (MCI).
Regelmatig bewegen verbetert namelijk de cognitieve functies in je brein. Niet alleen wordt het motorische gedeelte in de hersenen geprikkeld, maar ook de gebieden die te maken hebben met geheugenprocessen. Hierdoor krijgen je geheugen, leervermogen en concentratie een boost!
Onder de cognitieve functies verstaan we onder andere bewustzijn, aandacht en oriëntatie, intellectuele functies zoals oordeelsvermogen, abstractievermogen, uitvoerende functies, intelligentie, taal en rekenen. Ook worden er inprenting en geheugen toe gerekend.
Klachten bij dementie en cognitieve stoornissen
Bij dementie worden denken, oriëntatie vermogen, begrip, leer- en oordeelvermogen en taalgebruik minder, terwijl het bewustzijn helder blijft. De meest voorkomende vorm van dementie is de ziekte van Alzheimer.
Cognitieve stoornissen zijn het gevolg van hersenletsel. De beschadiging van het hersenweefsel is ontstaan in de loop van het leven als gevolg van een ziekte of ongeval. Het centrale kenmerk is een 'breuk in de levenslijn': het leven voor en na het letsel verschilt essentieel.
Mensen met dementie hebben vaak moeite met het verwerken van informatie. Verschillende zogenoemde cognitieve functies kunnen gestoord zijn, wat zich kan uiten in bijvoorbeeld vergeetachtigheid, verdwalen of problemen niet meer kunnen oplossen.
Cognitieve functies zijn functies als het geheugen, leervermogen, taalgebruik en het kunnen begrijpen en uitvoeren van complexe dagelijkse handelingen. Hierbij valt te denken aan psychische processen die te maken hebben met begrip, kennis, herinneringen, problemen oplossen en informatieverwerking.
Dit is het vermogen om gedrag of gedachten aan te passen (of te veranderen) aan veranderde eisen, prioriteiten of verschillende perspectieven. Je kunt dit ook wisselen noemen. Als je cognitief flexibel bent, maak je minder fouten.
Cognitieve gedragstherapie gaat er van uit dat problemen beïnvloed en in stand gehouden worden door iemands gedachten en gedrag. Door het onderzoeken, bespreken en veranderen van dat gedrag en die gedachten nemen de psychische klachten af.
In ruim de helft van de gevallen gaat ADHD samen met andere gedragsproblemen en gedragsstoornissen zoals de oppositioneel-opstandige stoornis en in mindere mate de 'normoverschrijdend-gedragstoornis'.
Er kan een afasie ontstaan, waarbij iemand problemen heeft met het begrijpen van taal of het zoeken van woorden / formuleren van zinnen. Er kan een dysartrie ontstaan, waarbij de spraakverstaanbaarheid verminderd is. Maar er kan ook sprake zijn van CCS.
Mensen met afasie kunnen moeite hebben met spreken, begrijpen en schrijven. Afasie is bij iedereen anders. Afasie maakt het moeilijk om contact te hebben met andere mensen. Afasie kan het dagelijks functioneren belemmeren.
Het thema Non-cognitieve vaardigheden richt zich op vaardigheden die nodig zijn om kennis in de praktijk te brengen. Voorbeelden van non-cognitieve vaardigheden zijn: een planning maken. voor- en tegenargumenten over een stelling opzoeken.