In iedere cel van je lichaam zitten chromosomen. Op de chromosomen liggen genen. Een gen is een stukje DNA.
Een chromosoom (Oudgrieks: χρῶμα (chrōma) = kleur; σῶμα (sōma) = lichaam) is een drager van een deel van het erfelijk materiaal (DNA) van een organisme. Het is een met kleurstoffen goed zichtbaar te maken structuur in de celkern van eukaryoten.
Ieder mens is opgebouwd uit cellen. Iedere cel bevat 46 chromosomen. Chromosomen bestaan uit DNA. Het DNA bevat codes waarin onze erfelijke eigenschappen zijn vastgelegd.
Alleen onze geslachtscellen (eicellen en zaadcellen) zijn anders. Bij een vrouw worden die aangemaakt in de eierstokken en bij een man in de testikels. Bij de vorming van eicellen en zaadcellen worden de 23 chromosomenparen opgedeeld. In een geslachtscel zitten daardoor 23 losse chromosomen.
Bij de mens onstaan uit één diploide cel (2n) met 46 chromosomen na twee meiotische delingen haploide dochtercellen (n) met maar 23 chromosomen.
Wat is mitose? Mitose wordt ook wel de gewone celdeling genoemd. Mitose vindt plaats in alle cellen van het lichaam. Hierbij wordt één diploïde cel (met 46 chromosomen) vermenigvuldigd tot twee identieke diploïde cellen.
Een haploïde cel (n) is een cel met een enkel chromosoom van een chromosomen paar per kern. Geslachtscellen (gameten) zijn voorbeelden van haploïde cellen. Een celkern van een haloïde cel bevat bij de mens 23 chromosomen. Een diploïde celkern (2n) bevat 46 chromosomen en komen de chromosomen in paren voor.
Een mens heeft 46 (23 paar) chromosomen; 22 paar autosomen en twee geslachtschromosomen. Alle lichaamscellen bevatten 46 chromosomen, behalve de zaadcellen en de eicellen. Die hebben 23 enkele chromosomen; 22 autosomen en één geslachtschromosoom.
Bij de mens ontstaan uit één diploïde cel (2n) met 46 chromosomen na twee meiotische delingen vier haploïde dochtercellen (n) met maar 23 chromosomen.
Diploïd betekent dat een cel beide chromosomen van een chromosomenpaar bevat. Bij de mens bevat een diploïde cel 46 chromosomen of 23 paar chromosomen. Een diploïde cel wordt ook aangeduidt met 2n.
Normaal gesproken bevat iedere lichaamscel 46 chromosomen, verdeeld over 23 paren. Van elk paar chromosomen is 1 chromosoom afkomstig van de vader en 1 van de moeder.
Wij mensen hebben 23 paar chromosomen, waarvan één paar geslachtschromosomen. Dit DNA-paar bepaalt of we een vrouw of een man worden. Maar baas boven baas: Braziliaanse wetenschappers hebben de reuzenfluitkikker (Leptodactylus pentadactylus) eens beter 'bekeken' en deze blijkt wel zes paar te bezitten!
Een cel in de S-fase van zijn leven heeft 92 strengen DNA in de celkern.
Eicellen en zaadcellen hebben slechts 23 chromosomen, in tegenstelling tot de andere lichaamscellen die er 46 bevatten. De geslachtscellen ontstaan daarom op een andere manier dan de andere lichaamscellen. Bepaalde cellen, die geslachtscellen kunnen worden, halveren de helft van hun erfelijke materiaal.
Chromosomen zijn gedurende het grootste deel van de celcyclus gewoon DNA. Elke cel van je lichaam bevat 46 strengen DNA of 46 chromosomen.
Het aantal chromosomen per cel verschilt per levensvorm. Een fruitvlieg heeft bijvoorbeeld maar vier paar. Bacteriën hebben meestal een ringvormige chromosoom dat los door de cel zweeft.
De meiose is een vorm van celdeling die leidt tot de productie van gameten (eicellen en zaadcellen). Gameten bevatten de helft van het aantal chromosomen in een lichaamscel en zijn dus haploïd (n). Lichaamscellen (somatische cellen) zijn diploïd of 2n.
Ook het menselijk lichaam bestaat uit diploïde cellen, die alle hetzelfde menselijke DNA in hun celkern hebben, met in iedere celkern 2×23=46 chromosomen. De haploïde geslachtscellen hebben ieder 23 chromosomen.
Samen zijn dat dus 23 paren, dus 46 chromosomen, van 23 of alle 24 soorten chromosomen. Per soort zijn er vele varianten, en het aantal combinaties is nog veel groter. Elke diploIde cel van een individu heeft, behoudens mutaties, dezelfde combinatie van chromosoomvarianten.
Aantal chromosomen bij mitose en meiose
Een ander verschil tussen mitose en meiose is het aantal chromosomen. Bij mitose begint het proces met een moedercel van 2N en het eindigt met twee dochtercellen, ook van 2N. Er zit dus dezelfde hoeveelheid DNA/chromosomen in de moeder en in de dochtercellen.
Bij een extra X-chromosoom heeft (47XXY), spreken we van Klinefelter syndroom. Het teveel aan X-chromosomen ontstaat per toeval, door een extra X-chromosoom van vader of moeder. Deze aandoeningen komt voor bij ongeveer 1 op de 600 jongens, en is daarmee de meest voorkomende chromosoomaandoening.
Deze bevatten de genen die samen alle erfelijke eigenschappen bepalen. Chromosoom 21 is in alle cellen van het lichaam in tweevoud aanwezig, maar bij het syndroom van Down is het in drievoud aanwezig. Daardoor heeft iemand met het Down syndroom 47 in plaats van 46 chromosomen.
Cel bestaande uit een volledig paar chromosomen (de twee elementen van het paar). Bij de mens is het merendeel van de cellen diploïde en bevatten ze 46 chromosomen (23 afkomstig van de moeder en 23 afkomstig van de vader).
Gameten zijn voortplantingscellen van organismen die zich geslachtelijk voortplanten. Zaadcellen van de man en de eicel van de vrouw zijn voorbeelden van gameten. De stuifmeelkorrels van de planten zijn ook gameten. Gameten ontstaan na reductiedeling (meiose) en bevatten een gereduceerd (gehalveerd) aantal chromosomen.
Definitie: Een soort is diploïd als elk individu van elk gen twee versies heeft. Dat is een gevolg van de geslachtelijke voortplanting waarbij elke ouder een versie doorgeeft.