Er bestaan vijf soorten van bewijsmiddelen in het (gemeen) burgerlijk recht: het schriftelijk bewijs, het bewijs door getuigen, de vermoedens, de bekentenis van partijen en de eed (artikel 1316 BW).
In de wet staan vijf wettige bewijsmiddelen opgenomen: De eigen waarneming van de rechter. Denk hierbij bijvoorbeeld aan foto- en videomateriaal die de rechter op de zitting te zien krijgt. Een ander voorbeeld is wanneer de verdachte op een eigenaardige wijze loopt.
Vrij bewijs en gereglementeerd bewijsstelsel
Boek 8 BW kent volgende bewijsmiddelen: bewijs door geschrift, getuigenbewijs, vermoedens, de bekentenis en de eed.
Wettige bewijsmiddelen zijn onder andere de eigen waarneming van de rechter, processen-verbaal van de politie, getuigenverklaringen, een aangifte of de verklaring van de verdachte zelf. Ten tweede moet de rechtbank de overtuiging hebben dat de verdachte daadwerkelijk de strafbare feiten heeft begaan.
Wat zijn bewijsmiddelen? Middelen die de rechter overtuigen dat een verdachte schuldig is. De rechter gebruikt deze bij de motivering van het vonnis. Een andere term voor 'bewijsmiddelen' is 'bewijsmateriaal'.
Om tot een bewezenverklaring te komen, moet er sprake van voldoende wettig en overtuigend bewijs. De eis dat er voldoende wettig bewijs is, houdt in dat er een minimum aan bewijs aanwezig moet zijn in het dossier om een verdachte te kunnen veroordelen.
Voldoende bewijs maakt van de beschuldiging, een hypothese, een juridische waarheid op basis waarvan de beschuldigde persoon door een rechter kan worden veroordeeld en een straf kan worden opgelegd.
Ten eerste moet een onafhankelijke rechter – of in het geval van zware criminaliteit een volksjury in het Hof van Assisen – beslissen over schuld of onschuld. Het openbaar ministerie, die de Staat vertegenwoordigt, en de verdachte krijgen allebei de kans om met bewijsmateriaal schuld of onschuld te doen bewijzen.
Bij het materiële bewijsrecht gaat het om bewijskwesties die de subjectieve rechten van partijen begrenzen, zoals de bewijslast, de toelaatbaarheid van bewijsmiddelen, en de vermoedens.
De verplichting tot het leveren van bewijs in een proces.
In Nederland kennen we in het strafrecht een bewijsminimum. Dit bewijsminimum houdt in dat een bewezenverklaring minimaal moet worden gebaseerd op twee bewijsmiddelen. Op zich moet u zich hier niet teveel van voorstellen. In de praktijk zien we dat rechters redelijk eenvoudig aan dat bewijsminimum toekomen.
Conform het Nieuw Burgerlijk Wetboek is een begin van bewijs elk geschrift dat uitgaat van degene die een rechtshandeling betwist of van degene die hij vertegenwoordigt, en waardoor de aangevoerde rechtshandeling waarschijnlijk wordt gemaakt (artikel 8.1, 7° NBW).
'Het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, dient op wettige bewijsmiddelen te steunen. Het bewijs kan slechts worden aangenomen als buiten redelijke twijfel staat dat de verdachte het feit heeft begaan.
Ben je het niet eens met het besluit van de officier van justitie om de verdachte niet te vervolgen? Of vind je dat niet de officier van justitie een straf moet opleggen, maar dat de zaak voor de rechter moet komen? Dan kun je een klacht indienen bij het gerechtshof. Dit wordt een artikel 12 Sv-procedure genoemd.
Over het algemeen wordt het bewijs van huiselijk geweld geleverd op basis van medische gegevens of vaststelling van letsel door de politie, getuigenverklaringen en de aangifte zelf. De aangifte moet altijd ondersteund worden door een ander bewijsmiddel.
Zedenzaken worden vaak gekenmerkt door het gegeven dat naast de verklaring van het slachtoffer en de ontkennende verklaring van de verdachte weinig of geen steunbewijs voorhanden is, omdat bij de tenlastegelegde handelingen alleen de verdachte en het slachtoffer aanwezig zijn geweest.
Wat is verschoningsrecht? Het recht dat een getuige op grond van zijn familierelatie met de verdachte of op grond van zijn beroep heeft om vragen van de rechter onbeantwoord te laten. Een getuige mag zich ook verschonen van het geven van een antwoord als hij zichzelf daardoor zou belasten.
Een verdachte vier jaar laten wachten op de behandeling van zijn zaak is in strijd met artikel 6 van het Europese verdrag voor de rechten van de mens. Daarin wordt iedere burger een eerlijk proces gegarandeerd.
er is geen bewijs of onvoldoende bewijs. het belang van de aangifte is te klein. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn bij een gestolen fiets. er is al te veel tijd verstreken sinds het strafbare feit is gepleegd.
De meeste misdrijven zijn ambtshalve vervolgbaar. Dat wil zeggen dat de verdachte ook zonder dat er aangifte is gedaan vervolgd kan worden. Bij een klein aantal delicten kan het wel nodig zijn dat er aangifte gedaan wordt.
De politie is op grond van artikel 163 lid 6 en artikel 165 lid 1 Sv verplicht de aangifte of klacht in ontvangst te nemen.
Een indirect (of onrechtstreeks) bewijs heeft betrekking op een feit waaruit de rechter kan afleiden dat het te bewijzen feit waar is. Het indirect bewijs is het bewijs van een zogenaamd hulpfeit (feiten waaruit de rechter het bestaan van het te bewijzen feit kan afleiden).