De barok kwam tot uiting op alle terreinen van de cultuur, zoals architectuur, tuinarchitectuur, schilderkunst, beeldhouwkunst, literatuur en muziek. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen vroeg-, hoog- en laatbarok. De laatbarok wordt ook wel rococo genoemd.
De stijl die tussen 1600 en 1750 beeldende kunst en architectuur overheerste, wordt aangeduid met 'barok'. Kenmerkend voor de barokstijl zijn draaibewegingen, sterke licht-donkercontrasten en andere theatrale effecten om de toeschouwer in vervoering te brengen. De naam ontstond eind 18de eeuw.
Het concept is enigszins vergelijkbaar met school (stroming) of stroming. Enkele bekende stijlperioden zijn romaans (kunst/architectuur), gotiek (kunst/architectuur), renaissance, barok, neoclassicisme, symbolisme, modernisme en postmodernisme.
In de muziek omvat de Barok de periode van ca. 1600 tot 1750. De Barok volgde op de Renaissance.
Je kunt daar allerlei woorden voor gebruiken: zwierig, triomfantelijk, theatraal feestelijk, uitbundig, sensueel, overvloedig tot soms zelfs 'overdreven'… In religieuze gebouwen lijkt het alsof de kerk wil laten zien hoe ze triomfeert en vol levensvreugde zit. Alsof een kerk de hemel op aarde is.
De naam barok is waarschijnlijk afgeleid van het Portugese woord 'barucca', waarmee een bijzondere soort parels wordt aangeduid met een zeldzame scheef afgeronde vorm. In de achttiende eeuw werd in Frankrijk iedere kunstvorm 'baroque' genoemd, die niet aan de classicistische smaak van die tijd beantwoordde.
In de Renaissance werden figuren in de schilderkunst in een denkbeeldige driehoeks/ovaal-compositie gerangschikt, dit werd als evenwichtig en harmonieus ervaren. In de barok was er echter sprake van een feestelijke en uitbundige stijl en actie die de schilders probeerde vast te leggen.
De barok heeft zijn oorsprong in Italië, waar rond 1600 Caravaggio met grote lichteffecten meer dramatiek in zijn werk probeert te krijgen. Zijn realistische stijl wordt snel populair en vindt navolgers in heel Europa.
Er worden vier genres onderscheiden: Visuele kunsten: schilderkunst, beeldhouwkunst, architectuur. Muziek: compositie, alsmede vocale en instrumentale muziek. Literatuur: poëzie, drama, epische poëzie.
b) In dienst van het vorstelijk absolutisme: classicerende barok (Franse barok). In Frankrijk en model voor verschillende absolutistische Oost-Europese landen (Pruisen, Rusland, zelfs Oostenrijk). Stijl Lodewijk XIV (Versailles). Sterk geordend, rationeler, minder rijke versiering.
Stijlfiguren als asymmetrie, krachtige en scherpe metaforen, hyperbolen, paradoxen, tautologieën, pleonasmes, tegenstellingen, personificaties etc. lijken vrijwel uitgestorven te zijn. Ook bijvoeglijke naamwoorden worden zeer summier gebruikt, alsof er een taboe op rust.
Ze werden opdrachtgevers van een wereldlijke schilderkunst die bloeide als nooit tevoren. De barok volgt de renaissance op. Er zijn een aantal grote verschillen in benadering van de kunsten, maar ook overeenkomsten tussen beide stromingen.
Georg Friedrich Händel (Engels: George Frideric Handel) (Halle an der Saale, 23 februari 1685 – Londen, 14 april 1759) was een barokcomponist. Händel schreef veel muziek-dramatische werken: 42 opera's, 29 oratoria, meer dan 120 cantates, trio's en duetten.
De rococo is een Europese stijlperiode in de beeldende en toegepaste kunsten, die haar hoogtepunt beleefde tussen 1730 en 1760. De naam is afgeleid van het Franse woord rocaille, een asymmetrisch schelpmotief dat in de 18e-eeuwse barok veel gebruikt werd in met name de toegepaste kunst.
Toonaangevend meester van de gouden eeuw
Rembrandt van Rijn is een van de beroemdste Hollandse meesters uit de zeventiende eeuw. De stijlperiode waarin Rembrandt zijn schilderijen, tekeningen en etsen maakte staat bekend als de barok.
Het was in de late middeleeuwen tijd geworden voor een nieuwe manier van denken over wetenschap en kunstvormen. In die periode, omstreeks 1400, begint de kunst van de renaissance op te komen. Een eeuw later komt de renaissancestijl kortstondig tot bloei tijdens de hoogrenaissance (ca. 1500-1520).
De barok is een stijlperiode gekenmerkt door gebruik van overdreven beweging en heldere en duidelijke detaillering die drama, spanning, uitbundigheid en grandeur bracht in de beeldhouwkunst, schilderkunst, architectuur, literatuur, dans, theater en muziek.
Frankrijk. Een belangrijk gebouw dat ontworpen en gebouwd is tijdens de barokke architectuur is het kasteel van Versailles.
Deze elegante stijl drong met name door in het interieur en de kunstnijverheid. Onregelmatigheid en asymmetrie kenmerken het rococo, een 19de-eeuwse term vernoemd naar de. Andere rococo-elementen zijn C-vormige krullen en bladranken. Lichte kleuren en elegante lijnen zetten de toon.
Vaak genoemde kenmerken zijn het idealiseren van de klassieke oudheid, het proces van secularisering, de verheerlijking van het individu en het realisme in de beeldende kunst.