Wanneer je gaat injecteren, injecteer je met behulp van een injectiespuit en injectienaald vloeistof (medicijnen) in het lichaam. Injecteren kan op diverse manieren. Zo kan je injecteren in de spier (intramusculair), in het onderhuids bindweefsel (subcutaan), in de ader (intraveneus) en onder de huid (intracutaan).
Intraveneus (dmv injectie in een ader) Intramusculair (injectie in een spier) Subcutaan (onderhuidse injectie) Rectaal (via de anus) – bijvoorbeeld met een zetpil of een klysma.
Voor intramusculaire injecties wordt een iets dikkere en langere naald gebruikt. Bijvoorbeeld de 0,8 x 25mm of de 0,8 x 40mm (groene naald) voor volwassenen en de 0,8 x 16mm (groene naald) voor kinderen. De lengte van de naald wordt ook bepaald door de dikte van de onderhuidse bindweefsellaag.
Bij een subcutane injectie wordt het geneesmiddel in het onderhuids bindweefsel gespoten, waar het langzaam door de haarvaten wordt opgenomen. Over het algemeen zijn dit de minst pijnlijke injecties. Er bevinden zich namelijk geen gevoelsorgaantjes in het onderhuids bindweefsel.
Subcutane injecties worden toegediend in het onderhuidse vetweefsel, waar de vloeistof langzaam wordt opgenomen. Intramusculaire injecties gaan direct in het spierweefsel en de vloeistof komt snel in de bloedsomloop.
Waar nooit geïnjecteerd mag worden: - In een geopereerde buik of been. - Door vocht gezwollen injectiegebied of trombosegebied. - Lipodystrofie b.v. lipohypertrofie (verdikking van het onderhuids vetweefsel) of lipoatrofie ( putjes in het onderhuids vetweefsel).
Steek de naald in één beweging in de huidplooi waarbij u de spuit rechtop houdt, de naald moet helemaal in de huid geprikt worden. Druk de spuit rustig leeg, inclusief luchtbelletje (bij een kant-en-klare injectiespuit). Laat de naald 5 seconden in de huid zitten om te voorkomen dat er vloeistof terug loopt.
Bij subcutaan injecteren, kun je verschillende technieken hanteren: huidplooi techniek onder een hoek van 45 tot 60 graden en loodrecht techniek (90 graden) met huidplooi zonder huidplooi. Beide technieken worden in deze cursus behandeld.
De rangeertechniek wordt bij het toedienen van etsende en stroperige vloeistoffen gebruikt om het terugvloeien van de vloeistof te voorkomen waardoor het subcutane weefsel kan worden beschadigd of pijn veroorzaakt wordt.
De persoon die de injectie ontvangt doet er goed aan de spier te ontspannen. Bij een ontspannen spier voel je niet meer dan een klein prikje. De opnamesnelheid gaat het snelst via de armspier. Via het dijbeen gaat de opname in het bloed iets trager en via de bilspier gaat de opname het langzaamst.
Intramusculair (afgekort: i.m.) is een anatomische beschrijving van een locatie, namelijk: in een spier. Een bloeduitstorting kan bijvoorbeeld intramusculair gelegen zijn.
De techniek wordt gebruikt wanneer het medicijn bij de intramusculaire techniek onvoldoende of te langzaam is het bloed opgenomen wordt. Ook wordt voor intraveneuze toediening gekozen wanneer de medicatie oraal minder goed werkt, bijvoorbeeld doordat het wordt afgebroken in de lever.
Toedieningsweg: Een toedieningsweg is de weg waarlangs een geneesmiddel aan een patient wordt toegediend. Bijvoorbeeld via de mond (oraal) of per injectie in de spier (intramusculair).
Bij intracutane injecties vindt de inspuiting plaats in de bovenste huidlaag (de opperhuid of epidermis). Bij de intracutane injectietechniek wordt de naald bijna evenwijdig aan het huidoppervlak ingebracht (maximale hoek van de naald met de schuine kant van de punt naar boven.
De orale route is ondanks diverse bezwaren nog steeds verreweg de meest gebruikte. Belangrijke voordelen zijn het innamegemak voor de patiënt, de toedieningsvorm is gewoonlijk goedkoop en heeft een hoge stabiliteit bij bewaren.
Er kan een bloeddruppeltje ontstaan op de injectieplaats. Een pleister is meestal niet nodig. Let op: Wrijf na het injecteren niet over de injectieplaats. Dit kan blauwe plekken verergeren of veroorzaken.
Waar kan ik het beste mijn insuline injecteren? Insuline moet toegediend worden in het onderhuidse vetweefsel (subcutaan) van de buik, benen of billen. Vanuit de buik wordt insuline sneller opgenomen dan vanuit de zijkant van de benen of billen.
Neem de spuit in de injecterende hand en verwijder de naaldhuls. Pak met de niet-injecterende hand een brede huidplooi op. Steek de naald onder een hoek van 45à 60 halverwege tussen het hoogste en laagste punt van de huidplooi. Houd de huidplooi vast.
Onderzoek geeft aan dat de rangeertechniek de beste en meest veilige intramusculaire injectie techniek is voor alle soorten injectievloeistoffen.. Door de huid eerst zijwaarts te verschuiven, dan te injecteren en daarna de huid weer los te laten, blijft de vloeistof geblokkeerd in de spier.
de buik, naast of rond de navel (voorkeur), houdt altijd 3 vingers afstand rond de navel. de bovenkant van de bovenbenen. wissel van prikplaats, prik niet in een blauwe plek, wond, zweer of andere onregelmatigheid.
Gebruik de rangeertechniek voor het toedienen van etsende en stroperige vloeistoffen. Deze techniek voorkomt terugvloeien van de injectievloeistof in het subcutane weefsel. Als tijdens de injectie geen bloedcontact te verwachten is hoeven er geen handschoenen gedragen te worden.
- Steek de naald in één beweging in de huidplooi waarbij u de spuit rechtop houdt. De naald moet helemaal in de huid geprikt worden. - Druk de spuit rustig leeg, inclusief luchtbelletje. - Laat de naald 5 seconden in de huid zitten om te voorkomen dat er vloeistof terug loopt.
Gebruik voor intramusculaire injecties een iets dikkere en langere naald, bijvoorbeeld 0,8 x 25- 38 mm-naalden voor volwassenen. Voor kinderen wordt 16 mm aanbevolen. De lengte van de naald wordt ook bepaald door de dikte van de onderhuidse bindweefsellaag (vetlaag)1.
Masseer nooit
wanneer geïnjecteerd is met de Z-techniek (intramusculaire techniek). Als er na injectie wat bloed achterblijft veeg dit dan zachtjes weg met een gaasje of tissue. Weefselnecrose door steeds op dezelfde plaats te injecteren of in niet doorbloed weefsel.