Er zijn drie belangrijke factoren die van invloed zijn op de scherptediepte: Diafragma. Afstand tot je onderwerp én de afstand tussen je onderwerp en achtergrond.Brandpuntsafstand.
Factoren van scherptediepte. Het diafragma is de gemakkelijkste manier om scherptediepte te beheersen. De vuistregel is simpel: hoe kleiner het diafragma (ofwel, hoe hoger het f-getal), des te groter de scherptediepte. Zo geeft f/16 je bijvoorbeeld een grotere scherptediepte dan f/4.
Scherptediepte is het gedeelte van een foto dat scherp wordt afgebeeld. Wanneer een foto volledig scherp is spreken we van een grote scherptediepte. Bij een foto waar het onderwerp scherp is maar de achtergrond wazig spreken we over een kleine scherptediepte.
Door te spelen met de voorgrond, kun je diepte creëren. Bijvoorbeeld als je niet scherp stelt op een voorwerp maar wel op jouw onderwerp, ontstaat een foto waarin diepte te zien is. Denk aan heel erg laag fotograferen waardoor het gras onscherp wordt.
DE HYPERFOCALE AFSTAND IS EEN SCHERPSTELAFSTAND BIJ EEN GEGEVEN BRANDPUNTSAFSTAND EN DIAFRAGMA, WAARBIJ DE GROOTST MOGELIJKE SCHERPTE-DIEPTE BEREIKT WORDT. INDIEN DE LENS OP DEZE AFSTAND WORDT GEFOCUST ZULLEN ALLE ONDERWERPEN VANAF DE HELFT VAN DEZE AFSTAND TOT ONEINDIG SCHERP WORDEN WEERGEGEVEN.
Tip 2: Stel scherp op oneindig
Je kunt ook op een tweede manier handmatig scherpstellen, namelijk door je objectief op oneindig te zetten, op 'Infinity'. Dit is te herkennen aan het logo op het objectief, een soort gekantelde acht (∞).
Dit is de afstand waarop het objectief scherpstelt. Dit is gelijk aan de voorwerpsafstand wanneer het objectief ook daadwerkelijk op dat voorwerp scherp kan stellen.
Hoe kleiner de diafragma opening, hoe groter het gebied wordt dat scherp is. Hoe groter de diafragma opening, hoe kleiner het gebied wordt dat scherp is. Een groot diafragma getal betekent een grote scherptediepte, een klein diafragma getal een kleine scherptediepte.
De belichtingsdriehoek is de samenvattende term voor de drie belangrijkste hoofdinstellingen van fotografie: de sluitertijd, het diafragma en de ISO-waarde. Deze drie instellingen bepalen de belichting van je foto en zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Grootste diafragma staat op de lens, vaak staat er bijv. f/3.5-5.6. Dat betekent grootst diafragma is f/3.5 (als je niet inzoomt) en als je wel inzoomt is grootste diafragma f/5.6. Wel kan je altijd een kleiner diafragma kiezen, dus je kan bijvoorbeeld ook f/11 kiezen.
Een klein diafragma (gesloten lens) wordt aangeduid met een hoog of groot f-getal. Hoe lager het getal, hoe groter het diafragma en hoe kleiner de scherptediepte is. Er is een kleiner gebied scherp. Hoe groter de opening, des te meer licht er op de sensor valt.
DOF is een afkorting voor "depth of field". Dit is de veel gebruikte Engelse term voor scherptediepte. Spelen met DOF is spelen met scherpte en vaagheid. Dit is vooral bij natuurfotografen die met macrofotografie bezig zijn een belangrijk thema.
Kies de juiste instellingen voor scherpe foto's
Een mogelijke oplossing is je camera instellen op sluitertijdenvoorkeuze en een sluitertijd kiezen waarvan je zeker weet dat die scherpe foto's zal opleveren. Ook kun je de ISO-waarde van je camera met een of meerdere stops verhogen.
Bokeh in uw foto's krijgen
Gebruik een objectief met een diafragma van ten minste f/2.8, terwijl een groter diafragma van f/2, f/1.8 of f/1.4 nog beter is. Veel fotografen gebruiken graag een lichtsterk vast-brandpunt-objectief als ze foto's willen maken met zichtbare bokeh.
Als uw telefoon Live Bokeh ondersteunt, kunt u foto's scherpstellen voordat en nadat u ze maakt.
De minimale scherpstelafstand van je objectief is de kortste afstand tot een onderwerp waarop je nog scherp kunt stellen. Deze afstand wordt gemeten vanaf de sensor, dus niet vanaf de frontlens. De minimale scherpstelafstand kan per objectief verschillen.
Diafragma bij landschapsfotografie
Bij landschappen wil je meestal dat zowel de voorgrond als de achtergrond scherp in beeld is. Je kiest daarom een kleiner diafragma, zoals f/11. Diafragma bij landschapsfotografie: door het kleine diafragma (f/11) is zowel de voorgrond als de bergen op de achtergrond scherp.
Een macrolens kan op hele korte afstanden vanaf de frontlens scherpstellen: de afstand tussen de voorzijde van de lens en het onderwerp kan dus minimaal zijn. Maar dat is niet altijd relevant als je insecten of spinnen wilt fotograferen, want blijven meestal niet zitten als je te dichtbij komt.
Als de autofocus op je camera aanstaat, wat vaak het geval is, dan zie je door de zoeker van de camera een aantal puntjes: de scherpstelpunten of focuspunten genoemd. Wanneer je de ontspanknop van je camera half indrukt, dan verschijnt er een rood lampje in je zoekbeeld.
Om de gewenste AF-instelling in te stellen, schakel je over naar AF, selecteer je de gewenste opnamemodus (AF werkt alleen in de automatische en semiautomatische modus) en druk je op de AF-knop op de camera. Houd de AF-aanknop ingedrukt totdat de camera heeft scherpgesteld.
Zoals hierboven vermeld, wordt diafragma in je camera aangegeven door een f-waarde. Dit gaat in zogeheten f-stops, waarbij het licht wat de sensor raakt per stop gehalveerd of verdubbeld wordt. Dus bijvoorbeeld: f/4 laat twee keer zoveel licht door als f/5.6, en f/8 laat weer twee keer zo weinig licht door als f/5.6.
De sluitertijd bepaalt hoe lang er licht op de sensor van je camera valt. Zo lang de sluiter van je camera open staat, komt er licht op de sensor. Hoe lang de sluiter open staat, heeft invloed op hoe een beweging in beeld komt: bewogen of 'bevroren'.
In onze ademhaling speelt het diafragma, ookwel het middenrif, een belangrijke rol. Door het middenrif samen te trekken en uit te zetten kunnen wij lucht in en uit ademen.