Er zijn acht soorten voornaamwoorden: persoonlijk voornaamwoord (pronomen personale): ik, mij, zij, jullie, het, 'm. bezittelijk voornaamwoord (possessief pronomen): mijn, jouw, d'r, onze. aanwijzend voornaamwoord (demonstratief pronomen): deze, die, dit, dat, zo'n.
'Het' kan een persoonlijk voornaamwoord zijn, maar ook een lidwoord of een onbepaald voornaamwoord. Dit woord is een persoonlijk voornaamwoord als je 'het' kunt vervangen door een zelfstandig naamwoord. In dat geval verwijst het naar een persoon, dier of ding, waardoor het op de plek van een zelfstandig naamwoord komt.
De aanwijzende voornaamwoorden deze en die verwijzen naar enkelvoudige en meervoudige de-woorden (deze roman, die roman, deze kippen, die kippen) en naar meervoudige het-woorden (deze boeken, die boeken).
We gebruiken het bezittelijk voornaamwoord haar om naar vrouwelijke woorden te verwijzen (de regering en haar standpunt) en het bezittelijk voornaamwoord zijn om naar mannelijke en onzijdige woorden te verwijzen (de koning en zijn besluit, het comité en zijn rapport).
De vorm hangt af van: de 'persoon': Als je over jezelf praat, gebruik je de eerste persoon. Als je mensen aanspreekt, gebruik je de tweede persoon. Als je over andere mensen, dieren of dingen spreekt, gebeurt dat in de derde persoon.
De woorden stad, gemeente, dorp, land
Dorp en land zijn onzijdig; dan blijven de verwijswoorden dus het en zijn.
voornaamwoord ˈprō-ˌnau̇n. 1. meervoudsvormen: elk van een kleine reeks woorden (zoals ik, zij, hij, jij, het, wij of zij) in een taal die worden gebruikt als vervanging voor zelfstandige naamwoorden of naamwoordgroepen en waarvan de referenten in de context worden genoemd of begrepen .
Bezittelijke voornaamwoorden zijn woorden als mijn, jouw, zijn, haar en ons, die een relatie van bezit of herkomst uitdrukken tussen een persoon of zaak en een zelfstandig naamwoord: mijn auto, haar vader. Bezittelijke voornaamwoorden kunnen bijvoeglijk en zelfstandig worden gebruikt.
'Dit' gebruik je als het woord waarnaar je verwijst dichtbij is.'Dat' gebruik je als het woord waarnaar je verwijst niet zo dichtbij is. Ik vind dat huis erg mooi. Dit kopje koffie smaakte erg goed.
Een wederkerig voornaamwoord is een woord dat uitdrukt dat twee personen een wederzijdse relatie hebben of handeling uitvoeren. Er zijn slechts drie wederkerige voornaamwoorden: 'elkaar', 'mekaar' en 'elkander'.
Ezelsbruggetje: jouw of jou
Als je het kunt vervangen door het persoonlijk voornaamwoord “hem”, is het “jou”. Als je het kunt vervangen door het bezittelijk naamwoord “zijn”, is het “jouw”.
“Hun” kun je gebruiken als bezittelijk voornaamwoord. Dan verwijst het woord altijd naar meerdere personen. Als persoonlijk voornaamwoord kun je “hun” gebruiken wanneer je er een voorzetsel bij kunt bedenken, zoals aan, van of voor. Als er daadwerkelijk een voorzetsel staat, moet je “hen” gebruiken.
Bijwoorden van tijd: gisteren, vandaag, nu, later, binnenkort.
persoonlijk voornaamwoord (pronomen personale): ik, mij, zij, jullie, het, 'm.
Veel (maar niet alle) mensen die bij de geboorte het label 'vrouw' of 'man' krijgen en zich daar hun hele leven comfortabel bij voelen, presenteren zich qua lichaam, kleding en kapsel op een bepaalde manier, waardoor anderen er veelal automatisch vanuit gaan dat zij graag 'zij/haar' respectievelijk 'hij/hem/zijn' ...
Antwoord: vertellen is het antwoord.
In de Nederlandse taal komen de volgende onbepaalde voornaamwoorden het meeste voor: 'alle', 'alles', andere(n), elk(e), 'ieder', 'iedereen', 'iemand', 'iets', 'niemand', 'niets', 'sommige(n)' en 'vele(n)'.
Een onbepaald voornaamwoord verwijst naar een niet-specifieke persoon of ding. De meest voorkomende zijn: all, any, anyone, anything, each, everybody, everyone, everything, few, many, nobody, none, one, several, some, somebody en someone .
Hoofdtelwoorden geven een aantal of nummer; bepaalde hoofdtelwoorden zijn getallen als vijf, miljoen, drieëntwintig. Ook beide is een bepaald hoofdtelwoord; het duidt altijd een tweetal aan. Onbepaalde hoofdtelwoorden zijn veel en weinig en hun trappen van vergelijking (veel - meer - meest en weinig - minder - minst).
Om naar onzijdige woorden in het enkelvoud te verwijzen, gebruiken we het bezittelijk voornaamwoord zijn. Er is bij namen van steden, gemeenten enzovoort een tendens om te verwijzen met haar, maar dat gebruik is niet aan te bevelen.
Het is gebruikelijk om naar een natiestaat te verwijzen als een vrouw, een moeder. Daarom worden zij en haar als voornaamwoorden gebruikt wanneer naar een land of continent wordt verwezen.
Het team (onzijdig)
Het-woorden, zoals team, bedrijf en koor, zijn onzijdig. Als je ernaar terugverwijst gebruik je het of zijn.