Praktijkonderwijs is een vorm van voortgezet onderwijs en duurt gemiddeld vijf jaar. Onderwijs op een praktijkschool is bedoeld voor leerlingen die: extra ondersteuning nodig hebben (art.10f lid 2 onder a WVO) en.
Van praktijkonderwijs naar werk of mbo
Leerlingen behalen naast een getuigschrift en/of schooldiploma ook diploma's van branche-opleidingen. Na het praktijkonderwijs gaat een groot deel van de leerlingen aan het werk. Een deel van de leerlingen stroomt door naar het mbo.
Om in aanmerking te komen voor praktijkonderwijs geldt: - de leerling heeft een IQ tussen 55 en 80.
Sommige scholen voor praktijkonderwijs hebben een pro+ klas. Van leerlingen in deze klas wordt verwacht dat ze het vmbo aan kunnen, maar ze hebben een te grote leerachterstand om na de basisschool meteen op het vmbo te kunnen beginnen. Er is meer tijd nodig om de vakken van het vmbo te leren.
Wat is het Praktijkonderwijs (PRO)? Het Praktijkonderwijs (PRO) is bedoeld voor leerlingen die niet in staat zijn om een schooldiploma vmbo te halen. Zij moeten een verwijzing hebben en kunnen tot ongeveer 18 jaar Praktijkonderwijs volgen.
Doorleren op het mbo
Leerlingen uit het praktijkonderwijs kunnen via twee routes doorgaan met hun opleiding op het mbo. De eerste is om na de praktijkschool verder te gaan met de entreeopleiding. Voor de entreeopleiding is geen specifieke vooropleiding nodig. De entreeopleiding duurt één jaar.
Jouw kind komt in aanmerking voor het praktijkonderwijs als: Het IQ tussen de 55 en 80 ligt, En er een leerachterstand is van drie jaar of meer op twee van de volgende domeinen: inzichtelijk rekenen, begrijpend lezen, technisch lezen en spellen. Van die twee domeinen is er één inzichtelijk rekenen of begrijpend lezen.
Het laagste niveau is praktijkonderwijs. Dit is bedoeld voor kinderen met een IQ onder de 80. Er staat voor dit onderwijs niet een bepaald aantal jaren. Je kan dit onderwijs volgen tot je achttiende jaar.
Het laagste niveau van het voortgezet onderwijs is het praktijkonderwijs. Dit onderwijs is speciaal voor jongeren die het moeilijk vinden om een diploma te behalen in het 'reguliere' voortgezet onderwijs. Het halen van een diploma op vmbo niveau is voor veel praktijkonderwijs leerlingen te hoog gegrepen.
Laag: Dit omvat onderwijs op het niveau van basisonderwijs, het vmbo, de eerste 3 leerjaren van havo/vwo of de assistentenopleiding (mbo-1). Middelbaar: Dit omvat de bovenbouw van havo/vwo, de basisberoepsopleiding (mbo-2), de vakopleiding (mbo-3) en de middenkader- en specialistenopleidingen (mbo-4).
Praktijkonderwijs is er voor leerlingen voor wie een vmbo-diploma niet direct mogelijk is. Leerlingen worden in het praktijkonderwijs voorbereid op werk of doorleren op het mbo. Het praktijkonderwijs duurt gemiddeld vijf jaar. De opleiding stopt als een leerling achttien jaar wordt, maar kan worden verlengd.
Het gemiddelde IQ ligt op 100. Een IQ tussen de 90-110 is 'normaal'. Ongeveer 84 procent van de mensen valt in deze groep. Zo'n 2,5 procent van de basisschoolleerlingen is hoogbegaafd (boven 130).
Naast dat je in dienst gaat bij een bedrijf kun je er ook voor kiezen om voor jezelf te beginnen. Je kunt dan bijvoorbeeld de boekhouding van meerdere kleinere bedrijven doen. Wanneer je mensen kunt aannemen, kunnen grotere bedrijven ook gebruik maken van jouw bedrijf en mensen.
Veruit de meeste leerlingen die vanuit het praktijkonderwijs een vervolgopleiding doen gaan naar het mbo. Zij komen op mbo-niveau 1 en 2 terecht. De andere helft stroomt regelrecht door naar de arbeidsmarkt. Soms hebben ze vanuit hun stage een werkplek gekregen.
Na de opleiding
Naar het regulier voortgezet onderwijs: soms blijkt dit tijdens het eerste jaar alsnog mogelijk. Naar het vrije bedrijf: een groot aantal leerlingen kan, met of zonder financiële ondersteuning, aan het werk in het vrije bedrijf. Naar beschut werk of dagbesteding: de sociale werkvoorziening.
Vmbo-tl, de theoretische leerweg (mavo); Deze leerweg is het beste te vergelijken met de oude mavo. Met een diploma van de theoretische leerweg kan een leerling naar een mbo niveau 3 of mbo niveau 4 opleiding. Vanuit vmbo-tl kunnen leerlingen, met het juiste vakkenpakket doorstromen naar het havo.
Het belangrijkste verschil tussen basis- en kaderberoepsgericht is het niveau waarop de lesstof wordt aangeboden. Met de basisberoepsgerichte leerweg kun je naar niveau 2 van het mbo. De kaderberoepsgerichte leerweg geeft je toegang tot niveau 3 of 4 van het mbo.
Met het diploma van de kaderberoepsgerichte leerweg of de gemengde leerweg kun je doorstromen naar MBO niveau 3 of 4. Binnen het VMBO is de theoretische leerweg het hoogste niveau. Hiermee kun je ook doorstromen naar MBO niveau 3 of 4.
Mbo-niveau 4: middenkaderopleiding of specialistenopleiding
Dit is een volledige opleiding van 3 of 4 jaar. Hiervoor gelden dezelfde eisen als de vakopleiding (niveau 3). Deze opleiding volg je als je het mbo-3-diploma hebt behaald en wil doorleren in hetzelfde beroep. Deze opleiding duurt dan nog 1 jaar.
MBO4 is de vierjarige Middelbare Beroeps Opleiding met een groot aantal specialisaties voor de verschillende beroepen. Mavo heb je nodig om toegelaten te worden op een MBO-opleiding. Mavo is dus een VOOR-opleiding voor MBO. Na het basisonderwijs heb je dus in totaal 8 jaar nodig voor een MBO-4 diploma.
De mbo-opleidingen op niveau 3 word je opgeleid tot een beroep waarbij je volledig zelfstandig verschillende werkzaamheden kunt uitvoeren. Denk hierbij aan de opleidingen MBO Verzorgende IG, MBO Financieel-administratief medewerker of MBO Pedagogisch medewerker kinderopvang.
Natuurlijk zijn daarbij uitzonderingen, maar over het algemeen heeft een kind op het VWO bijvoorbeeld een gemiddeld IQ van minimaal 116. Voor een leerling op het Havo is het gemiddeld IQ minimaal 107.
In academische kringen mag een IQ beneden de 117 dan minnetjes klinken, gezien het een feit dat de gemiddelde score binnen een bevolking per definitie 100 is, is iedereen met een score boven de 100 officieel al 'begaafd'. Er is ook genoeg bewijs dat je met een matige score best een eind kunt komen aan de universiteit.