Insuline is een hormoon dat ervoor zorgt dat uw lichaam glucose kan opnemen in de cellen. Insuline wordt gemaakt door speciale cellen in de alvleesklier. Als u te weinig insuline aanmaakt, komt de glucose niet in uw lichaamscellen. Daardoor blijft er te veel glucose (suiker) in uw bloed.
Insuline verlaagt de bloedsuikerspiegel. Het lichaam maakt van bloedsuiker energie om van te leven. Insuline zorgt ervoor dat bloedsuiker wordt opgenomen door alle cellen in het lichaam. De alvleesklier maakt insuline aan en die komt terecht in het bloed, dat door het hele lichaam stroomt.
Insuline is een hormoon dat de bloedsuikerspiegel reguleert. Het zorgt ervoor dat de glucose (suiker) in je bloed wordt opgenomen door de cellen in je lichaam. De insuline zet als het ware de deur open, waardoor de glucose naar binnen kan.
Insuline en glucagon regelen samen de bloedsuikerspiegel. Insuline zorgt ervoor dat je lichaam glucose uit het bloed kan halen. Glucagon doet het tegenovergestelde: het zorgt ervoor dat opgeslagen suiker in de lever vrijkomt als de bloedsuikerspiegel te laag is. Hierdoor stijgt de bloedsuikerspiegel weer.
Overtollige glucose wordt door de insuline omgezet in glycogeen, wat op zijn beurt weer in de lever en spieren opgeslagen wordt, een voorraad energie. Insuline zorgt ervoor dat de resterende glucose, als de spieren en lever verzadigd zijn, wordt omgezet in lichaamsvet.
Glycogeen wordt door het hormoongestuurde enzym insuline opgeslagen in de lever en wordt weer omgezet in glucose door glucagon. De glycogenolyse wordt bij lage bloedsuikerconcentraties in gang gezet door een amide van de alvleesklier.
Na het eten van een koolhydraatrijke maaltijd kan de bloedsuikerspiegel flink toenemen.Dit komt doordat koolhydraten worden omgezet in glucose. Bij bepaalde voedingsmiddelen gebeurt dat al heel snel. Suiker- en meelproducten worden bijvoorbeeld in no-time omgezet in glucose.
Insuline zorgt ervoor dat je bloedsuikerwaarde daalt. Het hormoon werkt als een sleutel die de cellen in je lichaam openzet. Zo kan de glucose (suiker) vanuit je bloed de cellen binnenkomen.
Voeding met veel geraffineerde koolhydraten (zoals brood, gebak en ijs) worden te snel verwerkt door het lichaam in de darmen. Daardoor komt er in korte tijd veel glucose in de bloedstroom onder invloed van stresshormonen. De alvleesklier zal de productie van insuline vergroten om dit te verhelpen.
2 staat voor: elke 2 uur uw glucose meten en zo nodig bijspuiten met kortwerkende insuline. 4 staat voor: bij glucosewaarden tussen 15 – 20: 4 eh snelwerkende insuline bijspuiten. 6 staat voor: bij glucosewaarden boven 20: 6 eh snelwerkende insuline bijspuiten.
Verbranding van glucose: vrijmaken van energie
Eerst breken bepaalde enzymen glucose af tot de stof pyruvaat. Deze stap heet glycolyse. Vervolgens wordt deze stof verder afgebroken. Daarbij ontstaat naast water en CO2 ook energie.
Kortwerkende insulines werken binnen 10-30 minuten en werken 2 tot 8 uur lang. Middellangwerkende insulines binnen 1-2 uur, 16 tot 24 uur lang. Langwerkende insulines werken binnen 1-2 uur, 24 uur lang. U krijgt uitleg hoe u moet spuiten en hoe u kunt testen hoeveel suiker er in uw bloed zit.
De lever haalt een groot deel van de glucose uit het bloed en zet deze om in glycogeen en hiervoor is insuline nodig. Als je lang niets eet, kan je lichaam glycogeen weer omzetten in glucose (suiker), zodat je bloedsuiker niet verder daalt.
Te veel suiker in je bloed beschadigt je bloedvaten. Als je al lang aan diabetes lijdt en niet goed behandeld wordt, kan het verhoogde suikergehalte in je bloed alle kleine bloedvaatjes in je lichaam aantasten. Dat kan gevolgen hebben voor je hart- en vaatstelsel, ogen, nieren, zenuwstelsel en voeten.
Insuline is een hormoon dat niet alleen je bloedsuiker verlaagt, maar ook de vetopslag in je lichaam stimuleert. Als je insuline moet spuiten, of als je insuline-resistent bent, dan kan het voorkomen dat er te veel of te lang insuline in het bloed circuleert. Hierdoor kun je in gewicht toenemen.
Zonder insuline kan het lichaam de bloedsuikerspiegel niet in balans houden en kan die gevaarlijk hoog oplopen. Insuline werkt als het ware als een sleutel, die de cellen open zet. Hierdoor kunnen de suikers worden opgenomen door de cellen.
Onder de 7,8 mmol/l - geen diabetes. Tussen de 7,8 en 11 mmol/l - geen oordeel mogelijk. Boven de 11 mmol/l - diabetes.
Een te hoge bloedsuiker is niet direct gevaarlijk voor je gezondheid, maar kan op de lange termijn veel schade aanrichten. Komt je bloedsuiker op nuchtere maag boven 6,9 mmol/l en op niet nuchtere maag boven 11 mmol/l? Dan kan het gevaarlijk worden en heb je waarschijnlijk diabetes type 2.
Uw bloedsuiker is te laag als deze lager is dan 3,5. Klachten van een lage bloedsuiker zijn: honger, zweten, hartkloppingen, gapen, duizeligheid, hoofdpijn, humeurig of verward zijn. Doe bij deze klachten het volgende: Drink een groot glas frisdrank leeg (géén light frisdrank).
Je lichaam is continu bezig met het vinden van de juiste balans in het glucosegehalte in je bloed. Dit heet ook wel het bloedsuikergehalte. Na het eten van een maaltijd met koolhydraten stijgt dit gehalte. Het hormoon insuline zorgt ervoor dat de weefsels de glucose opnemen.
Hypoglykemie (hypo) betekent een lage bloedglucose. Normaal schommelt de hoeveelheid glucose in het bloed tussen de 4 en de 7 mmol/l. Bij een hypo is er te weinig glucose (=suiker) in het bloed. Komt de glucosewaarde in het bloed onder de 4 mmol/l, dan spreek je van een hypo.
Veel water drinken is een van de beste manieren om je bloedsuikerspiegel in toom te houden. Water helpt om het teveel aan suiker uit je lichaam te spoelen en kan ook helpen om de stofwisseling van je lichaam te reguleren. Streef ernaar minstens 8-10 glazen water per dag te drinken om goed gehydrateerd te blijven.
De afkorting staat voor Hemoglobine A1c. Hemoglobine A1c is een eiwit dat de rode bloedcellen zijn kleur geeft en waaraan suiker is gebonden. Een goed HbA1c-gehalte is lager dan 53 mmol/mol (7%). Dat wil zeggen dat de bloedsuikers gemiddeld tussen de 6 en 9 mmol/l waren.
Bij een normale bloedsuiker bevinden de waarden zich tussen 4 en 8 mmol/l in een niet-nuchtere toestand (dit betekent dat je gegeten en/of gedronken hebt) (bron: Diabetesfonds). Bij mensen met diabetes is een bloedsuikerwaarde tussen de 4 en 8 mmol/l ook het beste.