Het nadeel van het blussen met een CO2-blusser is dat het geen indringend vermogen heeft, waardoor het vuur weer makkelijk kan oplaaien na het blussen. Daarnaast is het een relatief duur blusmiddel en kan het brand(vries)wonden veroorzaken. Let er dus op dat je een CO2-blusser nooit gebruikt op een persoon.
Poederblusser (brandklasse A, B en C of D): met name geschikt voor vaste stoffen, vloeistoffen, gasvormige stoffen en metalen. Ook geschikt voor elektrische apparatuur. Niet geschikt voor personen. Sproeischuimblusser (brandklasse A, B): met name geschikt voor vaste stoffen en vloeistoffen.
Poederblussers zijn niet geschikt om personen mee te blussen. Met een schuimblusser kun je A en B branden blussen, oftewel vaste stoffen en vloei- stoffen. De blusser is gevuld met water en schuim, een substantie die voor een verkoe- lende werking zorgt.
CO2-brandblussers – de risico's
Het grootste gevaar met CO2-blussers is dat bij het gebruik in kleine ruimten verstikkingsgevaar ontstaat. We komen ook vaak CO2blussers tegen op onlogische plekken waar voornamelijk brandrisico A aanwezig is, terwijl deze blussers enkel zo'n brand (tijdelijk) zullen uitblazen.
Een brandblusser met brandklasse A is geschikt voor het blussen voor vaste materialen zoals textiel, hout en papier. Een brandblusser met brandklasse C is geschikt voor het blussen van gasbranden zoals aardgas, propaan, LPG en butaan.
Een ABC blusser kan worden gebruikt voor het blussen van vaste stoffen, vloeistoffen en gassen. Maar ook voor elektrische branden.
Brandklasse F vet en olie branden zijn die in de meeste gevallen frituur of bakolie branden deze moeten dan ook geblust worden met een vet brandblusser. Houd hierbij altijd voldoende afstand. In deze brandklasse mag u nooit met water blussen. Een brandklasse f brand met water blussen is zeer gevaarlijk.
Soorten blusmiddel. (Sproei)schuimblussers zijn zowel thuis als op vakantie prima geschikt voor het blussen van kleine branden door vaste en vloeibare stoffen. Zij veroorzaken bij het blussen weinig nevenschade, zijn eenvoudig te bedienen en hebben een langere blusduur dan poederblussers.
Sproeischuimblussers zijn gevuld met water en een schuimvormend middel. Het blussen gebeurt door het afdekken van de brandhaard met het schuim. Hierdoor kan er geen zuurstof meer bij de brandhaard komen en dooft het vuur. In mindere mate zorgt het schuim ook voor afkoeling van het brandende materiaal.
Een CO2 blusser gaat tijdelijk de zuurstof rond de brandhaard wegnemen. Dat doet hij door een blussend gas (dat de zuurstof verstikt) op de brand te richten. In het blusapparaat zelf zit dat gas zo geconcentreerd dat het in vloeistof wordt omgezet.
In een poederblusser zit chemicaliën met zout en zout trekt vocht aan. Vocht in bijvoorbeeld elektronische apparaten gaan niet samen. Een poederblusser is dus een effectieve brandblusser die voor veel branden geschikt is maar wij adviseren een schuimblusser.
Een CO2 blusser herken je aan de zwarte expansiekoker en het zwarte handvat tussen de expansiekoker en de slang. Het blusgas is bij het blussen -80°C en daarom moet je nooit de koker vasthouden, maar alleen het handvat!
Een frituurbrand kan het beste bestreden worden door middel van een vetbrandblusser. De temperatuur van een frituurbrand moet snel omlaag om verdere uitbreiding van de brand te voorkomen. Door met de vetbrandblusser de frituurbrand te blussen wordt de oppervlakte van het vet in de frituurpan bedekt met een laag schuim.
Tevens heeft een schuimblusser een kleine nevenschade. Dit soort blussers kan niet gebruikt worden bij hoogspanning. Er bestaan verschillende soorten poederblussers maar de twee meest voorkomende zijn de blussers voor de klasse A,B en C. Ook wel ABC blussers genoemd.
Brandklasse A (vaste stoffen)
Puur water heeft een goed blusvermogen op brandklasse A. De bluswerking is hoofdzakelijk gebaseerd op afkoeling. Het zuurstof verdringend effect (door stoomvorming) is een ondersteunend effect tijdens de blusactie.
Brandklasse A: vaste, niet smeltende stoffen. Voorbeelden hiervan zijn verpakkingsmateriaal, papier, hout en textiel. Brandklasse B: vloeistoffen en smeltende vaste stoffen. Denk hierbij aan verschillende soorten kunststoffen, oplosmiddelen, olie, benzine, was en vet.
Dit zijn vaste stoffen en vloeistoffen, de meest voorkomende branden in huis. Het schuim heeft als voordeel dat het niet geleidend is, zodat u ook apparaten in het stopcontact kunt blussen. Is er sprake van een gasbrand, een brand van metalen of een frituurvetbrand, dan kan een sproeischuimblusser niet worden gebruikt.
In wasdrogers zit een filter om stof en pluizen op te vangen. En juist de combinatie van hete lucht met stof vormt de ideale combinatie voor het ontstaan van brand. Maak het filter van de wasdroger na elk gebruik stofvrij. Halogeen spotjes en gloeilampen worden erg heet.
Hoe werkt het bluspoeder? Het bluspoeder is ontwikkeld om de brandhaard van zuurstof af te sluiten. Vuur heeft zuurstof nodig om te kunnen branden. Door een laag poeder over de brand heen te spuiten, raakt het vuur verstikt waardoor het zal doven.
De zichtbaarheid is tijdens het blussen dus slecht. Zeker in een relatief kleine ruimte kan dit ervoor zorgen dat de brandhaard niet goed zichtbaar blijft. Dat is natuurlijk wel belangrijk. Daarnaast heeft het bluspoeder een laxerende werking wanneer het wordt ingeademd.
Blus nooit een vet- of oliebrand met gewoon blusschuim, want daar zit te veel vocht in. Nog erger is met water blussen! Water maakt een vetbrand alleen maar groter. Daarnaast leidt het vaak tot nare brandwonden door opspattend brandend vet.
Het is voor particulieren niet verplicht om een blusdeken te hebben.
Dit is een brand van vloeibare stoffen zoals: benzine, dieselolie, aceton, was. Geschikte blusmiddel: sproeischuimblussers, CO2 blussers of poederblussers.
Een alcohol brand zal geen steekvlam geven als je er een emmer water op gooit (een olie of vetbrand wel). De alcoholbrand zal doven als je het voldoende verdunt.
Zuurstof kan verwijderd worden door de brand te smoren met een waterachtige filmlaag, of met een inert gas. Een kaarsendover werkt ook doordat de vlam alle zuurstof verbrandt. Als alle zuurstof onder de kaarsendover op is, dan zal de vlam doven.