Alle cellen delen een aantal kenmerken. Zo is elke cel omgeven door een celmembraan, en bestaat de inhoud van de cel uit cytoplasma waarin de organellen liggen. Ook heeft elke cel een cytoskelet dat een rol speelt bij de celdeling.
Alle cellen van alle organismen hebben een cytoplasma, celmembraan en chromosomen. Het cytoplasma (celvloeistof) is waar stoffen van de ene plaats naar de andere plaats gaan in de cel. Het celmembraan is het buitenste randje van het cytoplasma. Alles wat de cel op- en afneemt gaat door het celmembraan.
Dierlijke cellen zijn gemakkelijk te herkennen omdat ze geen celwand hebben. Een cel zonder celwand is dus altijd dierlijk. Plantencellen zijn de enigen met bladgroenkorrels , dus zie je die groene stipjes in je cel, dan weet je al dat je met een plant te maken hebt. Bacteriële cellen hebben geen celkern .
Eukaryoten ( Dutch; Flemish )
Het zijn alle organismen waarvan de cellen minstens één celkern bevatten. Naast een celkern hebben de meeste eukaryotische cellen ook andere organellen, zoals mitochondriën, chloroplasten en golgiapparaat.
2. De drie kenmerken van cellen die bij het indelen van organismen in rijken worden gebruikt zijn celwanden, celkernen en bladgroenkorrels. 3. Een celwand is een stevig laagje om een cel.
In dit thema gaan we het hebben over de cel. De cel is de kleinst levende eenheid van het organisme. Individuele cellen vertonen levenskenmerken als voortplanting, stofwisseling, geboorte en dood. De eigenschappen van de cel gebruiken we ook bij het classificeren van alle levende organismen op aarde.
Het grootste verschil tussen eukaryoten en prokaryoten is het hebben van een celkern. Prokaryoten hebben geen celkern, het DNA ligt gewoon los in de cel. Eukaryoten hebben wel een celkern waarin het DNA zich bevindt.
Prokaryoten hebben geen celkern, hun bouw is eenvoudig. Bacteriën en archaea behoren allemaal tot de eencellige prokaryoten. Eukaryoten hebben wel een celkern en zijn ook complexer van bouw. Voorbeelden van eencellige eukaryoten zijn gisten en algen.
Het leven op aarde is ingedeeld in drie domeinen: Bacteria, Archaea en Eukarya. De eerste twee bestaan helemaal uit eencellige microben. Die geen van allen een celkern hebben. Het derde domein, Eukarya, is dat van organismen mét celkern.
Een organisme met een celkern wordt eukaryoot genoemd, van het Griekse 'eu' (echt) en 'karyos' (kern). Een organisme met een celkern wordt eukaryoot genoemd, van het Griekse 'eu' (echt) en 'karyos' (kern).
Een cel is het kleinste deel van je lichaam of van een lichaam van een levend wezen en geeft alle informatie over genetica van je lichaam of van een levend wezen. Bijna alles bestaat uit cellen, zoals planten, dieren, wij mensen en zelfs bacterie.
Een dierlijke cel is een cel zoals die bij dieren voorkomt. Zo'n cel bestaat van buiten naar binnen uit een membraan en het cytoplasma; een celwand zoals bij bacteriën en bij planten ontbreekt. In het cytoplasma bevinden zich de overige celorganellen zoals golgiapparaat, mitochondriën en het endoplasmatisch reticulum.
Organen zijn opgebouwd uit verschillende typen weefsels. Zo bestaat het buitenste deel van je huid, de opperhuid, uit dekweefsel. Weefsels zijn opgebouwd uit heel kleine bouwstenen: cellen. Dit zijn de cellen van je opperhuid.
Wat zijn de verschillen tussen plantaardige en dierlijke cellen? Dierlijke cellen hebben geen celwand én geen vacuole, plantaardige cellen wel. Plantaardige cellen kunnen (afhankelijk van welk deel van de plant ze zijn) bladgroenkorrels, kleurstofkorrels en zetmeelkorrels hebben.
Bijna alle micro-organismen, zoals bacteriën, archaea en schimmels, maar ook planten, hebben naast een celmembraan ook een celwand om hun cel. Dierlijke cellen, waaronder ook die van de mens, hebben geen celwand.
Organismen die in elke cel DNA binnen een kernmembraan hebben. Schimmels, planten en dieren zijn eukaryoot en hebben dus een celkern. Bacteriën zijn prokaryoten.
De ribosomen van prokaryoten zijn bijna twee keer zo klein als van eukaryoten en hebben 16s ribosomaal RNA, waar eukaryoten 18s RNA hebben. Zowel bij pro- als eukaryoten kunnen de eiwitten gevormd in de ribosomen gebruikt worden in de cel of naar buiten getransporteerd worden.
Prokaryoten hebben meestal een enkel ringvormig chromosoom, vaak vergezeld van een of meer plasmiden die aanvullende genetische informatie bevatten. Hierop zijn echter uitzonderingen, sommige bacteriën hebben lineair DNA en ook sommige plasmiden zijn lineair.
Eukaryotische cellen zijn omgeven door een celmembraan en bevatten organellen, als aparte, gespecialiseerde compartimenten van de cel. De celmembraan wordt soms ook plasmamembraan of plasmalemma genoemd.
Prokaryoten hebben ringvormig DNA dat los in het cytoplasma van de cel ligt, en geen echte celkern met daarin vervatte chromosomen.
Bij prokaryoten komt slechts één type celdeling voor: de ongeslachtelijke binaire deling (Engels: 'binary fission'). Eukaryoten kennen twee type celdelingen.
Archaea (enkelvoud archaeon) vormen een domein van eencellige micro-organismen. Archaea zijn prokaryote levensvormen: ze hebben geen celkern en bevatten weinig andere cellulaire structuren. De archaea werden traditioneel geclassificeerd als bacteriën en kregen daarbij de naam archaebacteriën.
Het ontstaan van de eukaryoten uit de prokaryoten wordt verklaard door de endosymbiosetheorie. Verschillende prokaryoten gingen met elkaar samenwerken. Na verloop van tijd nam de ene prokaryoot (de gastheer) de ander in zijn cel op (de endosymbiont) en vormde zo de voorloper van de eukaryote cel.