Tekenen van leven zijn, vooral in combinatie: • Spontane, regelmatige, en adequate ademhaling.Lokaliserende bewegingen van de patiënt.Openen van de ogen.Significante stijging van het EtCO2.
Op de middelbare school leren we bij biologie dat levende wezens zich onderscheiden van de levenloze natuur doordat ze voldoen aan zeven kenmerken: ademen, voeden, uitscheiden, bewegen, groeien, waarnemen en voortplanten.
Reageert niet op aanspreken en schudden aan de schouders. Hij is bewusteloos. Ziet grauw en bleek en kan een blauwe verkleuring hebben van onder meer de lippen, neus en oren. Ademt niet of niet normaal.
Een paar weetjes: De meeste mensen die overleven kunnen weer naar huis: 80-90 van de 100 overlevenden heeft een jaar na de reanimatie een goede levenskwaliteit. Ook kunnen veel mensen weer het werk of de activiteiten oppakken van voor de hartstilstand.
Het belangrijkste risico bij een reanimatie is dat het soms wel lukt om het hart weer goed op gang te krijgen, maar dat de hersenen te lang zuurstofgebrek hebben gehad. Hierdoor kan blijvende hersenbeschadiging ontstaan en of kan de patiënt in coma raken.
Ongeveer 15 tot 50 procent meldt negatieve uitkomsten zoals PTSS, geheugentekort, cognitieve problemen, angst of depressie. Toch meldt 10 tot 20 procent van de overlevenden positieve uitkomsten die hun perspectief op leven en dood veranderen, en vaak resulteren in meer altruïstische vooruitzichten en minder angst voor de dood .
Nadat u bent gereanimeerd kan er angst of onzekerheid ontstaan over uw gezondheid en over de toekomst.U kunt zich daarnaast ook somber of verdrietig voelen. Dit zijn na de reanimatie normale reacties. Het is belangrijk om aan deze gevoelens aandacht te besteden.
Zo'n acht tot twintig van de honderd mensen overleven een reanimatie buiten het ziekenhuis. De helft daarvan kan na revalidatie zijn leven weer gewoon oppakken en heeft geen of weinig last van de gevolgen (concentratieproblemen, vermoeidheid of gedeeltelijke verlamming).
Bij een plotselinge hartstilstand zakt iemand in elkaar. De hartslag valt weg, de persoon raakt buiten bewustzijn en stopt met ademen. Er is dan nog geen sprake van hersendood of overlijden. Als omstanders snel reageren, kan de persoon deze klap te boven komen.
Om het coma vast te stellen doet de arts een neurologisch onderzoek en meet het bewustzijn. Als de patiënt zijn ogen niet opent, niet reageert op prikkels en niet reageert op vragen, dan ligt hij in coma. Afhankelijk van de oorzaak is aanvullend onderzoek nodig.
Uiteindelijk houden alle lichaamsfuncties ermee op: de ademhaling komt tot stilstand, het hart stopt met kloppen, het bloed stroomt niet langer en geleidelijk aan dooft de hersenactiviteit. Na de laatste ademhaling trekt de kleur helemaal weg uit het gezicht, de gestorvene wordt 'doodsbleek'.
Symptomen zijn pijn in de borst, kortademigheid en zweten. Ventrikelfibrilleren: Onregelmatige en chaotische hartslag die leidt tot ineffectief pompen van bloed. Dit resulteert in flauwvallen en plotselinge hartstilstand.
Bij reanimatie pomp je op een kunstmatige manier zuurstofrijk bloed rond door het lichaam. Dit doe je door steeds 30 borstcompressies te geven en 2 beademingen. Reanimatie kan schade aan vitale organen zoals de hersenen en het hart beperken of voorkomen. Meestal zal reanimatie het normale hartritme niet herstellen.
Tekenen van leven zijn, vooral in combinatie: • Spontane, regelmatige, en adequate ademhaling.
Omdat het bloed zich meer en meer terugtrekt naar de borst- en buikholte, kunnen handen, armen, voeten, benen en neus koud aanvoelen. Op de benen kunnen paarsblauwe vlekken ontstaan. De gelaatskleur wordt grauw en bij de laatste ademtocht trekt de kleur helemaal uit het gezicht weg ('doods - bleek').
De verschijnselen waaraan je ziet dat iets of iemand nog leeft. Er zijn zeven levensverschijnselen: ademhalen, voeden, uitscheiden, bewegen, groeien, voortplanten en waarnemen.
Vermoeidheid of zwakheid. Kortademigheid. Flauwvallen. Duizeligheid of licht gevoel in hoofd.
Onverwachte dood tijdens de slaap
Het is niet duidelijk waardoor iemand overlijdt. Waarschijnlijk komt dit door een ernstige hypo 's nachts. Als je bloedsuiker erg laag is, kun je een hartstilstand krijgen.
Deze, meestal door hartritmestoornissen veroorzaakte, plotselinge dood komt bij ongeveer de helft van de patiënten voor. Patiënten overlijden dan aan snelle kamerritmen, kamerfibrilleren en trage hartritmen, die overgaan in asystolie (onvoldoende samentrekking van de hartspier).
Het duurt slechts enkele minuten en doet geen pijn.
De belangrijkste factor in het geval van een hartstilstand is de tijd tussen het moment waarop de hartstilstand optreedt en het begin van de reanimatie. Voor elke minuut die verstrijkt, wordt aangenomen dat de overlevingskans met tien procent afneemt . Dit betekent dat na tien minuten de overlevingskans heel, heel klein is.
Uw arts besluit tot niet-reanimeren. Bijvoorbeeld omdat u ernstig ziek bent. Of een reanimatie lichamelijk niet aankunt. Als daar tijd voor is, bespreekt een arts dit besluit altijd met u als patiënt of uw naasten.
Door een hartstilstand staat de bloedsomloop korte tijd stil. Hierdoor kunnen organen, waaronder de hersenen, beschadigd raken. Deze schade kan voor een deel herstellen, maar voor een deel ook niet. Ook de hersenen hebben een periode geen bloed en zuurstof gehad.
10% van de mensen die door de reanimatie in leven blijft, ernstige blijvende klachten overhoudt. Het kan gaan om ernstige geheugenproblemen, problemen met spraak, uitval van een arm of been of zelfs coma.Er kunnen ook tijdelijke problemen ontstaan, zoals een gekneusde of gebroken rib.
De beslissing om te reanimeren wordt gerechtvaardigd door de morele regel dat het slachtoffer van een hartstilstand het recht heeft om de kans te krijgen om te overleven en om reanimatie te ontvangen . De verplichting om hulp te verlenen behoort ook tot de algemeen aanvaarde morele regels.