Structuurelementen: Dit zijn die elementen die de tekst structureren (maar geen inhoud bevatten), voorbeelden zijn Hoofdstuk, Paragraaf en Divisie. Elementen met inhoud: Dit zijn elementen die (juridische) inhoud bevatten: voorbeelden zijn Artikel, Lid en Divisietekst.
Zo ontstaat een hiërarchisch model van de tekst Structuurelementen zijn die elementen die de tekst structureren maar geen inhoud bevatten; voorbeelden zijn Hoofdstuk en Paragraaf.
Die ordening van inhouden, de relaties tussen die inhouden en de manier waarop die relaties worden gemarkeerd, met signaalwoorden bijvoorbeeld, noemen we de tekststructuur. In informatieve teksten komen vijf structuren veel voor: beschrijving, chronologie, oorzaak-gevolg, probleem-oplossing en vergelijking.
De paragrafen heten de aspecten, de verschillende onderwerpen binnen de paragraaf zijn de deelaspecten. Deze worden vaak aangegeven met tussenkopjes of met woorden in de kantlijn.
Inleiding: standpunt (eventueel als vraag). Middenstuk: argumenten voor het standpunt, tegenargumenten (+ weerlegging). Slot: herhaling stelling (of beantwoording vraag).
Simpel gezegd, bestaat een verhaal uit een begin, midden en eind. Dit wordt de triadische structuur genoemd. Deze structuur maakte het verhaal boeiend en duidelijk voor de lezer of toeschouwer.
Om het vastleggen van besluiten te faciliteren zijn er twee soorten tekststructuur ontwikkeld, de artikelstructuur en de vrijetekststructuur .
de beschrijvende structuur
Deze structuur gebruikt men om te vertellen hoe iets of iemand eruit ziet, wat de kenmerken ervan zijn, enz... Dit is een ideale structuur voor: een spreekbeurt, een reportage, een artikel, enz...
De structuur van een taal is een ordening in en van een werkelijkheid. Men kan een taalsysteem of een van zijn onderdelen (b.v. een klinker- of medeklinkersysteem) niet voelen of waarnemen, men kan het zich zelfs niet voorstellen.
Teksten met een duidelijke structuur leiden tot beter tekstbegrip en leerlingen onthouden de inhoud dan makkelijker. Een expliciete markering van de structuur van een tekst, bijvoorbeeld met signaalwoorden, maakt het voor leerlingen nog eenvoudiger om de structuur te herkennen.
Voor informatieve teksten wordt uitgegaan van vijf basisstructuren: beschrijving, vergelijking, oorzaak-gevolg, chronologie en probleem-oplossing (Meyer, 1975).
Een leertekst vraagt om kennis- en inzichtvragen. In een beleidsnota zal je eerder analysevragen stellen. Zo ontstaat er een netwerk van vragen en antwoorden. Je noemt dat het structuurschema.
Binnen de probleemstructuur wordt een ordening in de informatieoverdracht gemaakt door een indeling in vier hoofdvragen: wat is het probleem; wat zijn de negatieve gevolgen; wat zijn de oorzaken; wat zijn mogelijke oplossingen.
Een vaste volgorde van dingen, die zich in een bepaald ritme herhalen. Geen structuur werkt chaos in de hand. Het gevaar van niet meer buitenshuis werken kan zijn dat je aan het werk blijft. Je komt vaak niet aan ontspanning toe wanner er geen natuurlijk begin en einde van je werkdag is.
Een onderzoeksstructuur is opgebouwd rond de volgende vragen: 1 Wat wordt precies onderzocht? 2 Waarom wordt het onderzocht? 3 Volgens welke methode verloopt het onderzoek? 4 Wat zijn de resultaten van het onderzoek?
Het hoger onderwijs kent sinds de Bolognaverklaring in 1999 een tweeledige structuur: drie of vier jaar Bacheloropleiding, al dan niet gevolgd door één of twee jaren Masteropleiding. Na de mastertitel bestaat de mogelijkheid ook de graad van doctor te behalen.
De maatregelstructuur –het woord zegt het al- bespreekt een maatregel. Deze tekststructuur is geschikt voor teksten waarin een voorstel wordt gedaan of een advies wordt gegeven.