Slaven hebben geen familienamen. Ze hebben alleen een voornaam, bijvoorbeeld Henriëtte of Kwakoe. Als er meer Henriëttes of Kwakoes zijn, komt er vaak wel iets bij: dan wordt het bijvoorbeeld Kwakoe van Maagdenburg (een plantage) of Henriëtte van Van Dijk (een slaveneigenaar).
Opmerkelijke familienamen waar we nog wel de Afrikaanse roots in kunnen ontdekken zijn Janga, Leito, Gumbs, Curiel, Doran, Obispo, Rojer, Arrindell, Hodge, Melfor en Wawoe. Dit is uitzonderlijk, omdat Afrikaanse tot slaaf gemaakten bij hun kerstening immers christelijke doopnamen kregen.
Toen de slavernij in 1863 werd afgeschaft, moesten alle tot slaaf gemaakten voor het eerst een achternaam krijgen. Dat was een voorwaarde van de koloniale overheid om van 'bezit' te veranderen in 'burger'. Aan velen werd die naam opgelegd door gouvernement of eigenaar, als laatste brandmerk.
Slavernij betekent dat een mens eigenaar is van een ander mens. Degene die het eigendom is van de ander wordt gedwongen om voor de eigenaar zwaar werk te verrichten, tegen weinig of vaak zelfs helemaal geen loon. Zo iemand heet een slaaf en zijn lichaam is het bezit van de landeigenaar.
Naast Bantu-slaven maakten de Somaliërs ook tot slaaf van de Chamito-Semitische pastorale volkeren . Veel Oromo's werden dus gevangen genomen tijdens oorlogen en invallen. Er waren echter zeer duidelijke verschillen in de perceptie en behandeling van Oromo-slaven in vergelijking met Bantu-slaven.
Portugezen stichten in de vijftiende eeuw de eerste Europese kolonies gebaseerd op slavernij: in suikerplantages langs de Afrikaanse kust en later ook op grote schaal in Brazilië.
Hierdoor hebben Guyana (het voormalige Brits Guyana), Suriname, dat vroeger Nederlands Guyana heette en Frans Guyana (Cayenne) de omvang, die ze heden en dage hebben. Wat in Nederland een provincie wordt genoemd, heet in Suriname een district.
Hij werd daarom ook al bewoond door de inheemsen, die er een dorp hadden met de naam Parmirbo, Parmurbo of Parmarbo, waarvan de naam "Paramaribo" is afgeleid. De betekenis in de Tupi–Guarani taal die zij spraken, is para "grote rivier" en maribo "inwoners". In 1613 werd er een Amsterdamse factorij gesticht.
Soorten slaven
Huisslaven werkten in het huis van de meester. Veldslaven verrichtten arbeid op de plantage. Fabrieksslaven werkten in de nijverheid, bijvoorbeeld in de suikerfabrieken. Foetoeboys waren slaafgemaakten die altijd in de buurt van (de voeten van) de meester moesten blijven.
Vermehr Rhemrev
Rhemrev klinkt heel exotisch, maar is gewoon het omgekeerde van Vermehr. Die omkering stamt uit de achttiende eeuw toen een zekere Leendert Hendrik Vermehr in Nederlands-Indië een kind verwekte bij een Javaanse vrouw. Dat laatste kwam natuurlijk wel vaker voor.
Slaven deden vaak het zware werk. Ze werkten bijvoorbeeld op de katoen plantages of in de mijnen van een paleis of tempel. Het werken op plantages en in de mijnen was het zwaarste werk. Zij werden door de toezichthouders vaak met een zweep geslagen en de slaven werkten vaak tot zij er dood bij neer vielen.
Wat staat er in het document? Op 1 juli 1863 schaft Nederland de slavernij af in zijn koloniën. Naar schatting 45.000 slaven, waaronder zo'n 34.000 mensen in Suriname, worden op die dag vrij man of vrouw. In 1848 had Nederland al besloten dat de slavernij zou worden afgeschaft.
Naast het feit dat Suriname geen witte stranden heeft, heeft Suriname ook geen helderblauw water. Al het natuurlijke water in de Surinaamse rivieren is hartstikke zwart. De recreatieoorden met het surrogaat strand liggen allemaal langs de diverse rivieren die het land rijk is. En dat water is dus allemaal zwart.
A di mi yere yu friyari. .. Gelukkige verjaardag grappig, Verjaardag, Gefeliciteerd.
De Surinaamse dollar is sinds 1 januari 2004 het officiële betaalmiddel in Suriname. De SRD munten die uitgegeven worden zijn de 1 cent, 5 cent, 10 cent, 25 cent, SRD 1 en SRD 2,50.
Hebben slaven geld? Slaven mogen volgens de wet geen loon ontvangen of geldzaken doen. Toch zijn slaven in Suriname, maar vooral ook op Curaçao, niet helemaal van financiën verstoken. Ze verdienen zelf geld door producten te verkopen of door voor zichzelf te werken met toestemming van de meester.
Michiel de Ruyter (1607-1676)
Die handelsroutes waren voor een groot deel gebaseerd op de slavenhandel waarmee de de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden veel geld verdiende. Aan de westkust van Afrika, waar de bevolking vaak tot slaaf werd gemaakt, vocht De Ruyter daarom verschillende oorlogen uit met Engeland.
In de 17e en 18e eeuw was de driehoekshandel op zijn hoogtepunt en werden grote aantallen slaven door vooral Portugese, Engelse, maar ook Spaanse en Nederlandse handelaren gekocht aan de kust van West-Afrika en verkocht in Amerika. De huidige schatting is dat 12 miljoen slaven zijn vervoerd vanuit Afrika naar Amerika.