Bijna alle weekdieren leven in het water, behalve de landslak (naaktslakken en huisjesslakken dus). Dat de landslak het overleeft op het land, is eigenlijk heel bijzonder. Maar zijn 'onnatuurlijke' omgeving maakt het de slak niet makkelijk. Het dier heeft vocht nodig om te overleven.
De meeste slakken leven in het water. Alle andere weekdieren leven sowieso in of onder het water. Sommige slakken ademen door de huid, andere door kieuwen of door longen. Er zijn zoetwaterslakken met longen , zoals Lymnaea Stagnalis (poelslak) die onder water goed leven.
Krijg jij dat echt niet voor elkaar, dan kun je ze ook verdrinken in bier, suikerwater of flink heet water. Of verzamel ze in een bakje met deksel en zet dat in de vriezer.
Zorg voor hindernissen waar slakken niet over heen kunnen, waaronder scherp zand, sparrennaalden, schelpengrit, fijngemaakte eierschalen en schelpen, zaagsel, kaf, houtas, lavagruis, dolomiet, koffieprut (hoe meer cafeïne, hoe beter de werking), zeewier, ongebluste kalk op jouw paadjes, hennepstrooisel of cacaodoppen.
De zon is namelijk hun grootste vijand. Van Rozen: "Slakken hebben veel vocht nodig om zich voort te bewegen. Ze kruipen door middel van slijmafscheiding en dat kost veel water. Als ze 's ochtends door een vochttekort ergens stranden en in de zon terecht komen, is het snel gebeurd met de slak."
Huisjesslakken zijn iets “aangenamer” te vangen dan naaktslakken… Je kan ze doodtrappen of je kan ze ook “verdrinken” in heet water. Giet het op tijd weg want het begint al snel te stinken. Een plank op de grond leggen in de (moes)tuin zorgt er voor dat ze hieronder kruipen om overdag te schuilen.
Naaktslakken leven 9 tot 12 maanden. Eén slakje kan tot 500 eitjes leggen. Bij vochtig zomerweer en in afwezigheid van natuurlijke vijanden kan dat tot spectaculaire aangroei leiden. De eitjes zijn klein en wit doorschijnend.
Slaslakken houden van vocht, maar de kleine akkerslak is nog meer een dier van de waterkant. Hij kan zelfs vrijwillig een paar dagen onder water doorbrengen. De lichtbruine, slanke slak wordt meestal niet langer dan twee centimeter en is vaak te vinden in het natte gras op oevers onder plankjes en dergelijke.
Koper schrikt slakken af, omdat ze bij aanraking van dit metaal een schokje krijgen. Wikkel daarom bijvoorbeeld koperdraad om je potten of beplak ze met koperen munten. Met zaagsel houd je ook de nodige slakken van je planten weg, want de dieren hebben een hekel aan ruwe oppervlakten die aan hun 'zool' vastplakken.
Zoals gezegd dienen ze als voer voor egels en vogels, dat alleen al is nuttig. Daarnaast ruimen naaktslakken dode planten op, en in de grond woelen ze de aarde om. Niet zomaar doodmaken dus, die naaktslak.
Plaats planten die geen slakken aantrekken
In de moesten zijn ze gek op sla, courgette en sperziebonen. Sterk ruikende planten zijn ouderwetse planten als salie, tijm, Oost-Indische kers, goudsbloem, geranium, lavendel, vingerhoedskruid, viooltjes, varens en klimop. Slakken hebben hier een hekel aan.
“Het gewone pintje bleek het meest efficiënt om slakken te vangen.” “Het is vooral de gisting die substanties vrijgeeft waar slakken op afkomen. De slakken kruipen naar dat glas bier, vallen erin, en komen zo aan hun einde” zegt Backeljau.
Egels, vogels en spitsmuizen eten graag slakken. Je maakt je tuin gastvrij voor deze natuurlijke vijanden van slakken door ze een schuilplaats te bieden onder struiken of stapels takken. Een groene tuin is uitnodigend voor allerlei insecten en dieren. Ook padden en kikkers vinden een slak een lekker maaltje.
Naaktslakken kunnen ook gegeten worden, maar ze schijnen erg vies te zijn. En je moet slakken zeker nooit rauw eten, er kunnen levensgevaarlijke parasieten in zitten. Uit de oven of de pan, met bijvoorbeeld boter en kruiden (hier een smakelijk recept), zijn ze ook een stuk lekkerder.
Naaktslakken hebben geen huisje om zich veilig in terug te trekken. Ze kunnen zich verstoppen in smalle ruimtes of ze kruipen in de grond. Naaktslakken hebben een taaie huid die hen tegen uitdroging beschermt.
Ze bijten niet, maar raspen gaten. Langs de gemaakt gaten krijgen ook schimmels en bacteriën vrije ingang tot de planten. Wat eten slakken het liefst? Slakken hebben een duidelijke voorkeur voor zachte plantendelen.
De meeste huisjesslakken hebben twee paar tentakels of voelhoorns. Het langste paar draagt de ogen. Slakken zien maar weinig; ze kunnen alleen veranderingen in lichtsterkte waarnemen. De kleine tentakels bevatten heel gevoelige tastzintuigen.
Een slak kan zelfs heel goed ruiken. Ook al heeft een slak geen neus. Een slak ademt door zijn hele huid, maar ruikt via een soort gat halverwege zijn lichaam. Ondanks dat slakken geen neus hebben, ruiken ze wel.
Nee. Slakken maken geen geluid; er bestaat geen knor- of zangslak. In plaats van een geluid, zoals bij de koekoek of tjiftjaf, bootst de naam 'slak' een substantie na of, beter gezegd, het geluid dat zo'n substantie in onze verbeelding zou maken als er geluid in zat, zoals slurpen of slobberen.
Slakken daarentegen zijn wel traag, maar beschikken ook over hersenen en zelfs over een kortetermijngeheugen. Onderzoekers die willen begrijpen hoe de geheugenfunctie werkt, gebruiken zeeslakken soms als proefdieren. Slakken reageren op pijnprikkels en onthouden dit een tijdje.
De ogen van een slak zijn twee lange tentakels. Deze twee ogen kunnen los van elkaar bewegen. Het enige wat deze ogen kunnen registreren is het licht en het donker. Deze tentakels kunnen ze intrekken.
Gewassen en kruiden. Hoe dol slakken ook zijn op sla, de rucola in jouw tuin vermijden ze zeker. Hetzelfde geldt voor tomatenplanten. Ook met sterk geurende kruiden zoals munt, lavendel, salie, tijm en knoflook zorg je ervoor dat jouw tuin onaantrekkelijk wordt voor slakken.
De snelheid van een slak kan per soort verschillen. Zo zijn er slakken die 30 centimeter in 3 minuten kruipen. Op een gladde ondergrond legt de slak ongeveer 5 meter per uur af. Wat ook mee speelt is dat slakken veel vocht verliezen door het slijmdraad dat ze achterlaten bij het kruipen.
Grazen Voor sommige soorten slakken is het zeker dat ze hoog boven de grond op planten, bomen of oude muren rondkruipen omdat ze daar algen, schimmels (epifyten) of andere organismen van bladeren, schors of stenen grazen.