Risicofactoren voor hechtingsproblemen Bijvoorbeeld armoede, slechte huisvesting en werkloosheid, mishandeling of verwaarlozing, veel wisselende
Oorzaken van hechtingsstoornissen
Hechtingsstoornissen komen vooral voor na ernstige verwaarlozing, misbruik of mishandeling, of wanneer een kind veel verschillende opvoeders of verzorgers heeft gehad. Het kind moest overleven in een ongebruikelijke omgeving en heeft als reactie hierop een stoornis ontwikkeld.
Een hechtingsstoornis is een psychiatrische aandoening die ontstaat wanneer het kind geen duidelijke en vaste personen heeft waar het zich aan heeft gehecht. Dat gebeurt vooral in extreme situaties van verwaarlozing of mishandeling.
Onveilig-vermijdende hechting ontstaat doordat de opvoeder niet of niet adequaat reageert op de signalen van het kind. Het kind leert dat het niet bij de opvoeder terecht kan voor hulp, troost, complimentjes of emotionele steun.
Voor het ontwikkelen van een veilige gehechtheidsrelatie met het kind is het belangrijk dat ouders aan drie voorwaarden voldoen: sensitief reageren, zorgen voor continuïteit en mentaliseren.
De richtlijn Problematische gehechtheid (Wolff & Wildeman, 2020) onderscheidt risicofactoren op vier gebieden: • Kenmerken en gedrag van de ouder; • Kenmerken van het jonge kind; • Gezins- en leefomstandigheden; • Stabiliteit en continuïteit in het contact tussen ouder en kind.
Een veilige basis wordt gevormd wanneer de hechtingsfiguur stabiliteit en veiligheid biedt in stressvolle momenten , waardoor de baby zijn omgeving kan verkennen. Ainsworth en anderen benadrukken ook het belang van ouderlijke gevoeligheid voor een kind om een veilige basis te vormen (Ainsworth, 1993).
Niet alle kinderen die onveilig gehecht zijn ontwikkelen hechtingsproblemen. Maar is dat wel het geval, dan is het belangrijk om te weten dat aan betere hechting gewerkt kan worden. Het vertrouwen van het kind kan hersteld worden door te werken aan de band tussen ouder en kind.
Gehechtheidsrelaties kunnen onderverdeeld worden in vier categorieën: veilig, onveilig vermijdend, onveilig ambivalent en gedesorganiseerd.
Een hechtingsstoornis kan verdwijnen als het kind in een stabiele gezinssituatie komt waar het zich veilig kan hechten aan emotioneel beschikbare opvoeders. Uit onderzoek blijkt dat voor kinderen met een hechtingsstoornis een veilige en stabiele plek in een gezin positief werkt.
De borderline persoonlijkheidsstoornis wordt ook als een vroege hechtingsstoornis beschreven. Het is goed denkbaar dat het verstoorde hechtingsgedrag dat deze mensen als kind vaak vertonen, ervoor zorgt dat hun ouders zich ook minder aan hén hechten.
Onveilig gehecht op latere leeftijd: Ook op latere leeftijd kan hechtingsproblematiek ontstaan, bijvoorbeeld doordat een kind te maken heeft met een ingrijpende verandering in de leefsituatie, zoals een scheiding, verhuizing of langdurige afwezigheid van ouders.
Kun je een hechtingsstijl veranderen? Volgens onderzoek uit de ontwikkelingspsychologie kan de hechtingsstijl inderdaad worden beïnvloed en veranderd door therapie en bewuste inspanning.
Kinderen met hechtingsproblemen hebben weinig vertrouwen in zichzelf en in anderen. Ze vinden het moeilijk zich kwetsbaar op te stellen. Ze kunnen niet geloven dat ze op andere mensen kunnen rekenen. Hechtingsproblemen kun je oplossen.
Kinderen ervaren zichzelf niet als de moeite waard, denken dat het hun eigen schuld is en krijgen een negatief zelfbeeld. Ook kunnen ze andere mensen als onbetrouwbaar zien en een negatief mensbeeld opbouwen. Hierdoor kan depressief, angstig, teruggetrokken en zelfdestructief gedrag ontstaan.
Een van de ongezonde hechtingsstijlen is de angstige hechting. Deze hechting ontstaat als je ouders vroeger niet consequent waren in hoe ze op jouw behoeften reageerden.
Ondanks alle goede bedoelingen die ouders vaak hebben, kunnen er hechtingsproblemen ontstaan. Dit kan gebeuren door negatieve momenten samen, afwezigheid op belangrijke momenten, overbezorgdheid of verwaarlozing. Je kan ook in je volwassen jaren te maken krijgen met de gevolgen van hechtingsproblemen.
Een oplosbare hechting is over het algemeen een hechting die het grootste deel van zijn treksterkte verliest in 1 tot 3 weken en volledig is geabsorbeerd binnen 3 maanden . Traditioneel werden oplosbare hechtingen alleen gebruikt voor diepe hechtingen.
Lees: Reactieve hechtingsstoornis (RAD). Beide typen hechtingsstoornissen komen vaker voor bij jonge kinderen die getraumatiseerd zijn, mishandeld zijn, tijd hebben doorgebracht in pleeggezinnen of weeshuizen, of gescheiden zijn van hun primaire verzorger nadat ze een band hebben opgebouwd, zoals een langdurig verblijf in het ziekenhuis.
Let op: verwijder nooit zomaar zelf uw hechtingen, maar doe dit altijd in overleg met een arts. Hechtdraden, agraves of nietjes die niet oplosbaar zijn, moeten op de juiste wijze (antiseptisch, met een ontsmet hulpmiddel) verwijderd worden.
Hechtingstrauma ontstaat door onveilige of inconsistente relaties met verzorgers in de vroege kindertijd. Dit kan gebeuren door: Hechtingstrauma komt voor wanneer je als kind niet tegemoet bent gekomen in je basisbehoeftes zoals warmte, nabijheid, veiligheid en zorg.
Je wil dat iemand waar je veel van houdt gelukkig is. Bij gehechtheid speelt vaak het vervullen van eigen behoeften een grotere rol. Het gaat hierbij om wat een ander persoon jou kan bieden in de relatie. Je wil bijvoorbeeld dat de andere persoon jou gelukkig en geliefd laat voelen.
Leren omgaan met je eigen emoties speelt een belangrijke rol bij het ontwikkelen van een veilige hechtingsstijl. Dit proces omvat het herkennen van je emotionele triggers en het ontwikkelen van gezonde copingmechanismen. Mindfulness-praktijken, zoals meditatie of dagboekschrijven, helpen om het emotionele bewustzijn te vergroten en negatieve gevoelens te verminderen.
Veilige hechting
Voor een veilig gehecht kind voelen de ouders als zijn veilige haven. Een veilig gehecht kind heeft geleerd op zichzelf en op anderen te vertrouwen. Er is een goede balans tussen hechtingsgedrag (nabijheid van de ouders zoeken) en exploratiegedrag (zelf op onderzoek uitgaan).