Morele competentie kan worden omschreven als: de bekwaamheid en bereidheid om taken adequaat en zorgvuldig uit te oefenen, rekening houdend met alle in het geding zijnde belangen, gebaseerd op een redelijke beoordeling van de relevante feiten.
De morele ontwikkeling is de ontwikkeling van het besef van goed en kwaad. Het wordt ook wel de gewetensontwikkeling genoemd. De morele ontwikkeling verschilt per leeftijdsfase.
Iemand heeft volledig moreel besef ontwikkeld als hij goed van kwaad kan onderscheiden. Dat onderscheid kan hij bedenken, voelen en hij kan ernaar handelen.
Voorwaarde voor de morele ontwikkeling
Om een goed moreel besef te hebben is het nodig dat een persoon zich verantwoordelijk voelt voor het eigen gedrag, goed van kwaad kan onderscheiden en zich kan verplaatsen in een ander en ook kan invoelen hoe een ander zich kan voelen bij een situatie.
In het schema ontwikkelingsaspecten en om- gevingsinteractie worden de volgende ontwik- kelingsgebieden onderscheiden: lichamelijke ontwikkeling, motorische ontwikkeling, cogni- tieve ontwikkeling, seksuele ontwikkeling, per- soonlijke ontwikkeling en sociaal-emotionele ontwikkeling.
De meeste kinderen starten met het herkennen en benoemen van kleuren als ze twee, drie jaar zijn. Aan het begin van groep 1 kennen de meeste kinderen de primaire kleuren rood, geel en blauw. Veel kleuters hebben ook al een lievelingskleur. Bij kleine meisjes is dat vaak roze.
Waarden zijn algemene principes die als richtinggevend voor een bepaalde praktijk worden gezien. Waarden geven dus richting aan het handelen. Morele waarden in de gezondheidszorg zijn bijvoorbeeld eerlijkheid, weldoen, vertrouwen, privacy, respect voor autonomie, niet-schaden en rechtvaardigheid.
Persoonlijk moraal: hiermee worden de normen en waarden van een persoon of een groep personen bedoeld. Individuele moraal: wanneer het over de normen en waarden van één persoon gaat. Groepsmoraal: in groepen kunnen ook bepaalde moralen heersen.
Moreel of moraal is datgene wat we als goed gedrag zien. Dit betekent niemand doden, maar ook niet stelen of iemand opzettelijk kwetsen. Het tegenovergestelde van moreel is immoreel, waarbij het handelen of gedrag tegen de ethiek in gaat.
Moraal (of zeden) is de opdeling van de handelingen (ofwel gedragingen), in een gegeven (voorgestelde of bestaande) maatschappelijke context, in handelingen welke correct zijn of als wenselijk worden gezien en welke niet.
Morele overtuigingen maken deel uit van iemand zijn moraal. Morele overtuigingen verwijzen naar de opvattingen die iemand heeft over wat goed en kwaad is, wat men wel en niet behoort te doen. Ze verwijzen naar de criteria die men hanteert bij het morele oordelen.
Het hebben van morele verantwoordelijkheid betekent dus het hebben van een verplichting tot het rechtvaardigen van eigen keuzes, van eigen gedrag.
Bij moreel redeneren wordt er geprobeerd om morele waardeoordelen ('moral value judgments') vast te stellen. Niet elk waardeoordeel drukt een moreel waardeoordeel uit. Als er gezegd wordt: 'onze koningin kleedt zich mooi', is het een waardeoordeel, maar niet moreel.
Definitie van moraliteit
Moraal of moraliteit bestaat uit morele waarden en normen die in een praktijk werkzaam zijn of zouden moeten zijn. Moraal is dus praktijkgebonden. Moraliteit bestaat uit de morele waarden en normen in actie, bijvoorbeeld als individuen hun verschillende maatschappelijke rollen vervullen.
Zich kunnen verplaatsen in anderen is essentieel voor de morele opvoeding van kinderen. Pas wanneer we in staat zijn ons te verplaatsen in wat anderen overkomt, mee te leven met anderen of te beseffen wat wij met ons gedrag anderen aandoen kunnen we ook beter rekening houden met de ander. Dat is de kern van moraliteit.
'Moraal' is het geheel van waarden en normen dat voor een persoon of een groep van belang is. 'Ethiek' is het systematisch nadenken over die moraal. Ethiek bestudeert en analyseert dus de moraal. Dit analyseren doe je door waarden en argumenten te ordenen en te beoordelen.
Redenen op collectief niveau
Fatsoenlijkheid en moreel verantwoord handelen vormen de olie tussen de maatschappelijke raderen. Ze vergroten de mate waarin andere burgers voorspelbaar zijn en laten daardoor sociale contacten soepeler verlopen.
Een moraal is een antwoord op de vraag 'wat is goed gedrag? ' “Je mag niet stelen” zou een voorbeeld kunnen zijn van een moraal. Andere voorbeelden zijn: “je moet zorgen voor zieke mensen” en “je mag niet pesten”.
Moreel is de geestesgesteldheid, geestelijke weerbaarheid, moed, werkkracht of strijdlust die in moeilijke omstandigheden door een individu of groep wordt getoond. Moreel betekent zedelijke kracht, zedelijke moed, zelfvertrouwen of de wil om door te zetten.
Normen gaan over wat 'je moet' of wat je van jezelf 'niet mag'. Jouw persoonlijke normen zijn een soort van regelgeving die als persoonlijke drijfveer fungeren. Voorbeelden van normen zijn: Je mag niet huilen want dat is een teken van zwakte.
Slimme peuters/kleuters zijn nieuwsgierig, onderzoekend, kunnen goed onthouden, kunnen lastige denkproblemen aan. Ze zijn snel van begrip en stellen veel vragen. Slimme peuters houden van uitdagingen, kunnen reflecteren, hebben creatieve oplossingen en hebben leiderschapskwaliteiten.
Als je kind 3 jaar wordt, gaat hij zijn zinnen steeds verder uitbreiden, tot vier- en vijf-woordzinnen. Je kleine kan op deze leeftijd al ongeveer 1.000 woorden zeggen, en hij begrijpt er 1.250. Onder die woorden zijn ook abstracte begrippen, zoals gevoelens en bijvoeglijk naamwoorden.
Deze verjaardagen hebben hun eigen kleur. Als je 30 wordt, dan draag je iets met groen.”