Het gaat eigenlijk niet om de vragen die je stelt, maar om de antwoorden die je krijgt. De vragen zijn het middel en de antwoorden zijn het doel. Soms is het gegeven antwoord in eerste instantie niet echt het antwoord wat je zoekt.
Andere vragen die je over de functie kunt stellen:
Hoe draagt deze functie bij aan het succes van de organisatie? Zijn er eventueel mogelijkheden om mee te lopen met deze functie? Kun je iets meer vertellen over het team waar ik mee zou komen te werken?
Zorg ervoor dat je gesprekspartner(s) zich op hun gemak voelen. Zorg voor een prettige ruimte, iets te drinken. Zorg voor anonimiteit als dat nodig is. Wees beleefd en heb respect voor je gesprekspartner.
“Ga je morgen beginnen?” “Wil je hier eigenlijk wel werken?” “Moet je niet even met Jan gaan praten?” De ander moet eerst “ja” of “nee” antwoorden. Daarna kan hij gewoon zijn mond houden. Wat de vragensteller wil of vindt, is al in de vraag verpakt. Dit soort vragen is dus suggestief.
Open vragen beginnen met: wie, wat, wanneer, waar, en ook hoe, hoe vaak, etc. Open vragen nodigen uit om je verhaal te vertellen en leveren veel informatie op. Gesloten vragen zijn 'ja'-/ 'nee'-vragen of meerkeuze vragen.
De open vraag. De open vraag wordt meestal gebruikt bij de start van een nieuw onderwerp in het gesprek en stimuleert tot nadenken over het onderwerp. ...
Zijn geschikt als je in korte tijd specifieke informatie wilt verzamelen. Geven vaak alleen de informatie waarom je gevraagd hebt. Sturen het gesprek en ze zorgen dat je recht op je doel afgaat. Kunnen al gauw lijken op een 'kruisverhoor'.
Kritische vragen betreffen je eigen denk- en gedragspatronen (waarom doe ik zoals ik doe) en onderzoeken of er in je werkwijze sprake is van (onbewuste) uitsluiting van mensen.
Zorg ervoor dat de vragen meten wat je wilt meten (constructvaliditeit). Gebruik een vast interviewschema en laat alle interviews plaatsvinden onder dezelfde omstandigheden (interne validiteit). Zorg dat je alle mogelijke verklaringen van de variatie in je afhankelijke variabele uitsluit (interne validiteit).
Als je voornamelijk open vragen stelt of om meningen vraagt en bijvoorbeeld een half uur tot een uur de tijd hebt, kun je als richtlijn aanhouden om in een semigestructureerd interview ongeveer 10 tot 20 open vragen te stellen inclusief doorvraag-vragen.
De interviews hebben meestal een beperkte duur van ongeveer 20 tot 25 minuten, omdat respondenten vaak niet langer willen bellen. Je kunt maar een beperkt aantal vragen stellen, omdat een respondent anders verveeld raakt en de vragen niet (serieus) invult.
De belangrijkste interviewvormen zijn het gestructureerde, het semigestructureerde en het ongestructureerde interview. Andere interviewvormen voor zowel kwantitatief als kwalitatief onderzoek zijn hier vaak op gebaseerd.
Een journalist probeert altijd een zo volledig mogelijk verhaal te vertellen. Daarvoor wordt in de journalistiek een ezelsbruggetje gebruikt: de 5W1H-methode. Ze geven antwoord op de vragen: wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe.
Open vragen beginnen met vraagwoorden als wie, welke, waar, hoe, wat of bijvoorbeeld waarom. Voorbeelden van open vragen zijn: "Wat heb je gehoord?" of "Waar ga je naar naartoe?"
In een monoloog of full-quote interview bestaat de hele tekst uit wat de geïnterviewde heeft gezegd en zijn de vragen weggewerkt. Het lijkt of diegene constant aan het woord is geweest. Deze vorm zie je vaak terug in tijdschriften wanneer iemand een persoonlijk verhaal deelt.