Arbeidsomstandigheden zijn onder te verdelen in lichamelijke belasting, werkomgeving en psychosociaal belastende factoren. Lichamelijke belasting is bijvoorbeeld het verplaatsen van producten (tillen, dragen, duwen, trekken), veel beeldschermwerk of langdurig zitten.
Iedere werknemer heeft te maken met lichamelijke belasting. Bijvoorbeeld bij het verplaatsen van producten (tillen, dragen, duwen, trekken). Dan worden de spieren en gewrichten in rug, schouders en armen zo intensief, lang of vaak gebruikt dat lichamelijke overbelasting kan ontstaan.
Fysieke belasting is: lichamelijke inspanning. Bijvoorbeeld tillen, dragen, duwen, trekken. De spieren en gewrichten in rug, schouders en armen worden dan zo regelmatig gebruikt dat fysieke overbelasting kan ontstaan.
Bijvoorbeeld door tillen, duwen of repeterende bewegingen. Maar ook langdurig zitten en activiteiten die veel energie kosten en invloed hebben op bijvoorbeeld de spieren, bloedsomloop, ademhaling of stofwisseling kunnen fysieke overbelasting veroorzaken.
De fysieke belasting mag geen gevaar met zich meebrengen voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemer (Arbobesluit art. 5.2). Indien de gevaren van fysieke belasting redelijkerwijs niet kunnen worden voorkomen, dan dienen de gevaren zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, worden beperkt.
Is het werk fysiek echt te zwaar voor werknemer, is de motivatie afgenomen of ligt er iets anders aan ten grondslag? In het geval van deze laatste situatie kan een gesprek met een coach of bedrijfspsycholoog wellicht een uitkomst bieden en is het vooral belangrijk om in gesprek te blijven met werknemer.
Transfers vanuit bed, (rol)stoel of toilet naar elders en vice versa Niet meer tillen dan 23 kg in ideale omstandigheden. Niet meer trekken/duwen dan 15 kg per hand of 25 kg, met 2 handen. Niet meer trekken dan 5 kg wanneer de kracht uit de vingers komt.
De arbeidsomstandigheden van een onderneming bepalen de arbeidsbelasting op de individuele werknemer. Werkdruk, werktijden, werkhouding en werkplek zijn factoren die van invloed zijn op de arbeidsomstandigheden. Deze factoren kunnen zowel fysieke als psychische invloed hebben op werknemers.
Wist jij dat 2 op de 5 werknemers in Nederland te maken heeft met lichamelijk belastend werk? Denk aan te zwaar tillen, veel bukken of aan de lopende band dezelfde beweging maken. In totaal lijden 424.000 werknemers daardoor aan een beroepsziekte aan hun rug, arm, nek, schouder, knie of heup.
Fysieke belasting is de belasting die je ondervindt tijdens lichamelijke arbeid. Bijvoorbeeld bij het tillen of verplaatsen van cliënten of het duwen en trekken aan hulpmiddelen.
Met een arbeidsbeperking wordt bedoeld dat iemand door ziekte of een gebrek belemmerd wordt bij het verkrijgen van een baan of het verrichten van arbeid. Het hebben van een arbeidsbeperking hoeft nog niet te betekenen dat deze persoon niet aan het werk kan of slechts gedeeltelijk aan het werk kan.
In de catalogus staan de volgende arbeidsrisico's beschreven: fysieke belasting (ergonomie, beeldschermwerk), psychosociale arbeidsbelasting (werkdruk, ongewenst gedrag), gevaarlijke stoffen en biologische agentia, zwangerschap en arbeid en algemeen arbobeleid (BHV).
Net als bij lichamelijke inspanning veroorzaakt mentale inspanning een vergrote fysiologische activiteit. Je hartslag gaat omhoog, je hersenen krijgen meer bloed en je stofwisseling verandert. Een te hoge werkdruk beïnvloedt de efficiëntie en effectiviteit van het werkproces nadelig.
In de mobiliteitsklassen worden op grond van de functionele mobiliteit cliënten in vijf mobiliteitsklassen ingedeeld (A,B,C,D en E). Dat gebeurt dus niet op grond van een ziektebeeld, maar op grond van de beperkingen / mogelijkheden die je cliënt heeft om mee te werken aan bijvoorbeeld transfers.
Voorbeelden van psychosociale arbeidsrisico's zijn: werkdruk, pesten op het werk en agressie. Voorbeelden van leefgewoontes die invloed hebben op de arbeid zijn: bewegen, roken, alcohol, voeding en ontspanning.
Onderbelasting ontstaat als er voor een langere periode minder gevraagd wordt van het lichaam, bijvoorbeeld door ziekte. Je verliest je kracht en conditie. Zowel over- als onderbelasting geven vaak een slecht gevoel, het lichaam is niet in balans.
Arbobeleid gaat onder meer om: werkplek en apparatuur. lichamelijke en psychische belasting. werken met gevaarlijke stoffen, straling en besmetting.
Zonder voelbare luchtstroom mag het niet warmer zijn dan 25˚C. Voor zeer lichamelijk inspannend werk geldt een maximum van 25˚C. Mits er een voelbare luchtstroom is. Anders mag het niet warmer dan 23˚C zijn.
Er zijn genoeg redenen om als bedrijf te zorgen voor goede arbeidsomstandigheden: gemotiveerde medewerkers, minder ziekteverzuim, minder arbeidsongeschikten, minder verloop, een beter imago en efficiëntere productie.
Hierbij belast je spieren, botten, pezen en gewrichten. Klachten ontstaan doordat je veel moet tillen tijdens je werk, of als je veel repeterend werk moet doen, zoals bij beeldschermwerk. Stress kan ook een rol spelen. Werkstress kan de lichamelijke klachten verergeren.
Te zwaar trekken, duwen en manoeuvreren is een belangrijke oorzaak van klachten aan het bewegingsapparaat bij mensen die in de zorg werken. Daarom is er daarvoor een Praktijkrichtlijn Fysieke Belasting afgesproken: 'Niet trekken van meer dan 25 kg met 2 handen, maximaal 15 kg per hand.
Maximaal is dat 23 kilo, maar bij extra zware omstandigheden kan dat dus nog lager zijn. Over het algemeen luidt de uitkomst maximaal 12 kg of zelfs nog veel minder.
Bij de arbodienst kunnen bedrijven advies vragen over de inrichting van een gezonde werkplek voor een werknemer. Ook kan de werkgever de bedrijfsarts vragen om te beoordelen of de werknemer in staat is aangepast werk te doen.
Koeriers, asfaltafwerkers, wegenbouwers, stratenmakers, havenwerker en noem het allemaal maar op. Dit zijn beroepen waar de spieren regelmatig een optater krijgen. Maar liefst zes op de tien personen verricht fysiek zwaar werk binnen deze beroepsgroep. De bouw is de hofeverancier van fysiek zware beroepen.
Bij het zoeken naar passende arbeid mag de werkgever zich niet beperken tot bestaande functies. De werkgever moet de functie, de arbeidsverdeling of de arbeidsorganisatie zodanig aanpassen, dat de werknemer met de beperkingen het werk kan uitvoeren.