Helder. De eerste eis is dat een tekst duidelijk moet zijn. De lezer begrijpt direct wat de schrijver bedoelt. Deze helderheid bereik je door een goede structuur, maar zeker ook door een duidelijke zinsopbouw, en door je taalgebruik aan te passen aan je lezer.
Middenstuk (kern)
Het middenstuk wordt ook wel de kern van de tekst genoemd. Hierin wordt het onderwerp van de tekst besproken. Het onderwerp wordt meestal van verschillende kanten bekeken en er worden verschillende onderdelen besproken. Deze verschillende onderdelen worden deelonderwerpen genoemd.
Een goede tekst schrijven is best moeilijk. Een goed geschreven tekst bestaat altijd uit drie delen: een inleiding, middenstuk en een slot. De inhoud van een tekst wordt mede bepaald door het doel van de tekst. Er zijn nog meer dingen waar je op moet letten, in dit artikel meer informatie daar over.
Een tekst is vaak uit drie delen opgebouwd: een inleiding, een middenstuk en een slot.
Een signaalwoord is een woord of woordgroep waarmee een bepaald verband wordt aangegeven tussen verschillende alinea's of zinnen. Door signaalwoorden kun je als lezer 'signaleren' dat er in de tekst sprake is van bijvoorbeeld een tegenstelling, een chronologisch verband of een oorzaak en gevolg.
De hoofdgedachte van een tekst is de belangrijkste gedachte die de schrijver over het onderwerp heeft. Een hoofdgedachte bestaat uit één of twee zinnen. Het kunnen vinden van de hoofdgedachte van een tekst is belangrijk bij het oefenen van begrijpend lezen.
Een goede kernzin zegt precies wát je over het onderwerp wilt zeggen. Dat betekent dat je hierin bijvoorbeeld ook duidelijk maakt of je vóór of tegen iets bent, of iets een voorbeeld of een tegenstelling is, of het over Jantje of over Pietje gaat, enz. Hij moet zo concreet mogelijk zijn.
In het slot kom je terug op de in de inleiding gestelde vraag of gegeven probleemstelling. Je kan een korte samenvatting geven, je conclusie geven, een afweging maken, een oproep of aanbeveling doen of je verwachtingen uitspreken. Kies de afronding die bij je tekst past.
Het laatste deel van een tekst wordt het slot genoemd. Het slot herhaalt meestal het belangrijkste uit de tekst. Door het slot wordt het verhaal mooi rond. Let op: bij nieuwsberichten is er vaak geen slot.
Verschil onderwerp en hoofdgedachte
Het onderwerp van een tekst mag nooit een volledige zin zijn. Als er wordt gevraagd naar de hoofdgedachte van een tekst, dan is het juist wél de bedoeling dat je antwoord geeft in één volledige zin.
Datgene wat er over het onderwerp wordt gezegd, is de hoofdgedachte. Je vindt de hoofdgedachte door eerst te bedenken wat het onderwerp van de tekst is en vast te stellen wat voor soort tekst het is. Als het een uiteenzetting is, moet je bedenken wat de belangrijkste informatie over dat onderwerp is.
De kernzin van een alinea is de zin die de hoofdgedachte van de alinea bevat. Vaak is de eerste zin van de alinea de kernzin, maar ook de tweede zin of de laatste zin van de alinea kan kernzin zijn. Een enkele keer staat de kernzin in het midden van de alinea.
Een signaalwoord toont het verband tussen zinnen of alinea's aan. Het signaalwoord vertelt je wat de zinnen of alinea's met elkaar te maken hebben. Door het gebruik van signaalwoorden is een tekst makkelijker te lezen; ze geven structuur aan de tekst en zorgen voor samenhang tussen de alinea's.
De 7 tekstdoelen zijn: informeren, instrueren, adviseren, overtuigen, activeren, emotioneren en inspireren.
De kern uit een stuk tekst halen wil zeggen dat je kort kunt omschrijven wat de belangrijkste boodschap van de auteur van de tekst. Daarvoor moet je doelgericht kunnen lezen. Dat wil zeggen, gericht lezen, met een focus op het beantwoorden van je kennisvraag.