Als gevolg van deze factoren bestaat er een groot aantal marktvormen, dit zijn: volledige mededinging, monopolistische concurrentie, homogeen oligopolie, heterogeen oligopolie en monopolie.
Soms lijken producten veel op elkaar, en soms minder. Ook kan het zijn dat er op bepaalde markten veel concurrentie is en op andere markten weinig tot geen. Hierdoor ontstaan er verschillende marktvormen: de volkomen concurrentie, monopolistische concurrentie, oligopolie en monopolie.
Een voorbeeld van een monopolistische concurrentie is de televisiemarkt. Er zijn veel televisieproducenten, maar een paar grote. Deze hebben ieder hun kenmerken wat een bepaalde doelgroep aantrekt. Een ander voorbeeld is de cola markt met Coca Cola en Pepsi als grootste bedrijven.
Er zijn verschillende soorten monopolies: wettelijke monopolie: bijvoorbeeld de staatsdrukkerij, alleen zij mogen bankbiljetten maken. Natuurlijk monopolie: handelen in bepaalde zeldzame grondstoffen, en economische monopolie in de vorm van octrooien.
Dit geldt voor alle producten. De hoeveelheid maakt hierbij niet uit. Dit betekent dat de prijs (P) altijd gelijk is aan de gemiddelde opbrengst (GO).
Omdat op de markt van volkomen concurrentie de concurrenten allemaal zo laag mogelijke kosten hebben, zullen alle aanbieders hun prijs verlagen totdat deze even hoog is als het laagste punt op de GTK-lijn. Deze prijs wordt de nieuwe evenwichtsprijs.
De totale winst (TW) bereken je door van de omzet (TO) de totale kosten (TK) af te trekken. De gemiddelde winst (GW) of de winst per product bepaal je door de totale winst (TW) te delen door het aantal verkochte/geproduceerde goederen (q).
De NS heeft een monopolie op vrijwel het gehele Nederlandse spoor. Een doorn in het oog van concurrerende vervoersbedrijven, die de markt willen openbreken.
Bij een oligopolie is er sprake van een klein aantal aanbieders die op dezelfde markt hun producten of diensten aanbieden. De marktmacht ligt dan dus bij slechts een paar aanbieders. Hoe groot de marktmacht van een aanbieder is, kun je bepalen door te kijken hoe groot het marktaandeel van deze aanbieder is.
De woningmarkt is een voorraadmarkt; in Nederland wordt per jaar niet meer dan anderhalf procent aan de woningvoorraad toegevoegd. Alleen daardoor al kan het aanbod zich niet direct aan een veranderende vraag aanpassen.
Oligopolisten kunnen zich op twee manieren gedragen: concurreren of samenwerken. Bij de marktvorm oligopolie wordt er dus (bijna) niet op prijs geconcurreerd.
Coca Cola is een voorbeeld van oligopolie . Coca Cola en Pepsi domineren de markt. Ze bieden beide vergelijkbare producten en de prijzen zijn ook erg vergelijkbaar.
Volkomen concurrentie (ook wel volledige mededinging)
Er is sprake van de marktvorm volkomen concurrentie als veel aanbieders die een homogeen product aanbieden. Deze markvorm noemt men ook wel volledige mededinging. Een ander woord voor mededinging is concurrentie.
Elk extra verkocht product levert dezelfde opbrengst op, ook wel marginale opbrengst (MO). Daarom geldt bij deze marktvorm: P = GO = MO.
Een voorbeeld van een oligopolistische markt: de supermarkten. Er zijn slechts een paar grote supermarkten die de markt domineren. Omdat er maar een paar supermarkten zijn, zijn de consumenten goed is staat om de aanbieders te vergelijken. Bovendien kunnen de concurrerende supermarkten elkaar goed in de gaten houden.
Een markt is een fysieke vorm, zoals een winkel, waar verkopers en kopers elkaar persoonlijk kunnen ontmoeten. Een markt kan ook een virtuele vorm hebben, zoals een online markt, waar er geen direct fysiek contact is tussen kopers en verkopers.
In een oligopolie is slechts concurrentie tussen een klein aantal bedrijven. Er is sprake van veel marketing en reclame. Een voorbeeld is de markt voor smartphones. Deze wordt door slechts een handjevol bedrijven beïnvloedt, zoals Apple, Samsung, LG en Huawei.
Bedrijven vormen een kartel als zij bijvoorbeeld: afspreken wat een product of dienst gaat kosten;afspreken hoeveel ze gaan produceren;de markt onderling verdelen.
Op een markt van volkomen concurrentie zijn er veel vragers en veel aanbieders. Dat betekent dat een individuele aanbieder, of individuele vrager, geen invloed kan uitoefenen op de prijs. De prijs is voor hen een gegeven. Deze prijs komt tot stand door de vrije werking van vraag en aanbod.
Een monopolie is een marktstructuur die bestaat uit één verkoper of producent en geen nauwe substituten. Een monopolie beperkt de beschikbare alternatieven voor zijn product en creëert barrières voor concurrenten om de markt te betreden . Monopolies kunnen leiden tot oneerlijke consumentenpraktijken. Ze worden ontmoedigd in vrijemarkteconomieën.
De juridische en technische beperkingen die Microsoft aan zijn besturingssysteem had opgelegd, hadden geholpen om Microsofts monopoliepositie op de pc-markt te ondersteunen . Dergelijke beperkingen maakten het voor gebruikers aanzienlijk moeilijker om Internet Explorer te verwijderen en andere softwaretoepassingen te gebruiken, waaronder Netscape en Java.
Ook de markt van de Nederlandse zorgverzekeraars is een voorbeeld van een oligopolie, omdat ruim 90 procent van de Nederlanders bij de vier grootste zorgverzekeraars verzekerd zijn.
Marginale kosten bij proportioneel variabele kosten
De totale kosten van het bedrijf zullen dan steeds met € 20 stijgen als er één extra product wordt gemaakt. De extra kosten voor een extra product (MK) zijn dus € 20. Dat zijn de variabele kosten per product. Dus bij proportioneel variabele kosten geldt: GVK = MK.
Definitie. De break-even omzet is de omzet (P x q) waarbij de totale opbrengsten (TO) en totale kosten (TK) van een onderneming aan elkaar gelijk zijn.
De gemiddelde constante kosten (GCK) zijn de constante kosten per product.