Een inleiding heeft twee functies: – de aandacht van de lezer trekken, hem motiveren de hele tekst te gaan lezen; – het onderwerp van de tekst introduceren.
Een inleiding heeft een dubbel doel. Enerzijds moet de lezer zin krijgen om je tekst te lezen (=appelerende functie van de inleiding). Anderzijds moet je de lezer ook door je tekst gidsen (= structurerende functie van de inleiding).
De inleiding heeft drie functies: ten eerste de aandacht trekken, ten tweede het onderwerp introduceren en ten derde duidelijk maken wat jouw stelling is.
In je inleiding introduceer je je onderwerp, stelt de probleemstelling op en vertelt je doelstelling en je onderzoeksvragen. Verder maak je een korte beschrijving van de onderzoeksopzet en maak je een leeswijzer.
Na de inleiding komt het middenstuk. Hierin wordt het onderwerp van verschillende kanten bekeken. Je leest over verschillende aspecten van het onderwerp; ook wel deelonderwerpen genoemd. Deelonderwerpen zijn er om de tekst snel te begrijpen.
De inleiding van een wetenschappelijke tekst bestaat in het geval van een korte tekst (werkstuk) uit één alinea, of uit twee: de eerste alinea of de eerste twee alinea's van de eigenlijke tekst.
De eerste alinea van een tekst wordt ook wel de inleiding of de lead genoemd. In de eerste alinea lees je waar de tekst over gaat. De belangrijkste informatie staat in de eerste of laatste zin van de alinea. De zin met de belangrijkste informatie wordt wel de kernzin genoemd.
In de inleiding trekt de schrijver de aandacht van de lezer en introduceert de schrijver het onderwerp, de stelling of de hoofdvraag. De inleiding kan uit meer dan één alinea bestaan.
De 7 tekstdoelen zijn: informeren, instrueren, adviseren, overtuigen, activeren, emotioneren en inspireren. Een tekst heeft minimaal één tekstdoel. Maar een tekst kan ook alle zeven doelen in zich hebben. Hoe beter je vooraf nadenkt over je tekstdoelen, hoe beter je tekst wordt.
Een tekst heeft vrijwel altijd drie onderdelen:een inleiding. een middenstuk (kern) een slot.
De inleiding van een essay is meestal niet langer dan een of twee paragrafen en maakt normaliter ongeveer 10 tot 20 procent uit van je tekst.
Een inleiding of intro geeft weer waar de inhoud over gaat, terwijl het voorwoord iets vertelt over hoe u het schrijven heeft ervaren. Tijdens het lezen van de inleiding, maakt de lezer kennis met de inhoud van het boek of het verslag. Tijdens het lezen van het voorwoord maakt de lezer kennis met de schrijver.
De 7 tekstdoelen
Nou: informeren, instrueren, adviseren, overtuigen, activeren, emotioneren en inspireren.
Inleiding. De inleiding is een verplicht onderdeel van de scriptie. Het dient ter introductie van het onderwerp en biedt tevens een vooruitblik op de rest van je onderzoek.
Na het voorwoord komt de inhoudsopgave en daarna de inleiding. Het doel van een inleiding is, zoals de naam al zegt, om de lezer in te leiden in het onderwerp. In een inleiding leg je de lezer uit hoe je verslag is opgebouwd.
In alledaagse teksten kun je vaak zien waar de inleiding stopt en waar de kern begint. Vaak is de inleiding namelijk schuingedrukt of is er een duidelijke scheiding. Bij eindexamenteksten is dit vaak wat minder duidelijk. Ook om die reden is het heel belangrijk dat je goed de functies van een inleiding kent.
Het middenstuk bestaat uit meer alinea's. De laatste alinea van een tekst is het slot. De tekst wordt "afgesloten". In het slot wordt de belangrijkste informatie vaak nog eens kort herhaald.
In de inleiding is het de bedoeling om de aandacht van de lezer te trekken. Dit kun je bijvoorbeeld doen door het onderwerp te relateren aan het nieuws, een anekdote (eigen ervaring/verhaal) te vertellen of door de lezer een vraag te stellen.