tijdvak 1: van jagers en boeren (- 3000 voor Christus) tijdvak 2: tijd van Grieken en Romeinen (3000 voor Christus-500 na Christus) tijdvak 3: tijd van monniken en ridders (500-1000) tijdvak 4: tijd van steden en staten (1000-1500)
De geschiedenis van Nederland is voor het primair en voortgezet onderwijs verdeeld in tien tijdvakken. De tijdvakken worden in combinatie met de 50 Nederlandse canonvensters behandeld binnen kerndoel 52 en 53 in het primair onderwijs. Hieronder een overzicht van de tijdvakken en hun kenmerkende aspecten.
De 14e eeuw (van de christelijke jaartelling) is de 14e periode van 100 jaar, dus bestaande uit de jaren 1301 tot en met 1400. De 14e eeuw behoort tot het 2e millennium.
De 19e eeuw (van de christelijke jaartelling) is de 19e periode van 100 jaar, dus bestaande uit de jaren 1801 tot en met 1900.
De 17e eeuw (van de christelijke jaartelling) is de 17e periode van 100 jaar, dus bestaande uit de jaren 1601 tot en met 1700.
Kenmerkende aspecten:
Het verlicht denken werd toegepast. Het blijven bestaan van de absolute macht, maar dan op een verlichte wijze: het verlicht absolutisme. Revoluties met als gevolg de komst van de grondwet. De Europese overheersing, slavenhandel en de opkomst van het abolitionisme.
Hier vind je een samenvatting van alle kenmerkende aspecten, kernbegrippen, onderwerpen, oefentoetsen en andere leermiddelen die horen bij de tijd van Regenten en Vorsten (1600 – 1700).
'Het Antropoceen,' wordt het huidige tijdperk nu door geologen genoemd, vooralsnog onofficieel.
Het derde tijdvak is bedoeld voor kandidaten die het examen nog niet hebben kunnen voltooien (zie Eindexamenbesluit VO artikel 45) en voor kandidaten die nog recht hebben op een herkansing (zie Eindexamenbesluit VO artikel 51).
Hier vind je een samenvatting van alle kenmerkende aspecten, kernbegrippen, onderwerpen, oefentoetsen en andere leermiddelen die horen bij de tijd van Ontdekkers en Hervormers (1500 – 1600).
Kenmerkende aspecten: Wereldwijde handel en de wereldeconomie. Het bestuur en de culturele ontwikkelingen in Nederland.
De 17e eeuw loopt van 1601 tot en met 1700. De 18e eeuw loopt van 1701 tot en met 1800. De 19e eeuw loopt van 1801 tot en met 1900. De 20e eeuw loopt van 1901 tot en met 2000.
De Vroegmoderne Tijd (ca. 1450-1800) is een specifiek door historici vastgesteld tijdvak dat ook wel eens aangeduid wordt als de Nieuwe Tijd of als ancien régime. Deze historische periode begon omstreeks het einde van de middeleeuwen en duurde tot de moderne tijd, die rond 1800 begon.
Tijdvak 1 is het langste tijdvak van de tien tijdvakken.
Kenmerkende aspecten: De opkomst van politieke stromingen. De industriële revolutie.
In dit tijdvak hebben we het over de zestiende eeuw. Kenmerkend voor deze tijd is het veranderende mens- en wereldbeeld. Waar iedereen eerst klakkeloos overnam wat de kerk beweerde, begon men nu ook zelf te denken.
Tijdens dit tijdvak hebben er twee wereldoorlogen plaats gevonden. De Eerste Wereldoorlog van 1914 tot 1918 en de Tweede Wereldoorlog van 1939 tot 1945. De volgende kenmerkende aspecten gaan vooral over de tweede.
De pruikentijd heette zo omdat in die tijd de regenten en de belangrijke mensen pruiken droegen.
Een revolutie of omwenteling is een plotselinge opstand van het volk die tot een blijvende politieke verandering leidt. Het is daarmee de tegenhanger van evolutie, of geleidelijke verandering. Zo worden bijvoorbeeld de gebeurtenissen in Rusland in 1917, waarbij de tsaar werd afgezet, aangeduid als revolutie.
Het derde millennium v. Chr. loopt vanaf 3000 tot 2001 v.
In de vruchtbare sikkel, waar ongeveer 10.000 jaar geleden de landbouw werd uitgevonden, ontstond de Sumerische beschaving (ca. 4500 v. Chr.). Deze wordt als de eerste beschaving ter wereld gezien.
Vitoria-Gasteiz wordt door Castilië veroverd op Navarra. Sancho VII van Navarra scheidt van Constance van Toulouse. Cunegonde van Luxemburg wordt heilig verklaard. De broers Hendrik II en Rupert IV van Nassau bouwen kasteel Sonnenberg bij Wiesbaden.